Molenstraat

Het gebouw in de Molenstraat waar nu alweer decennia Hoogenboom=Mode gevestigd is, is begonnen als de Maas- en Waalsche Bank. Met daarvóór twee winkels: Borremans en Maison de Blanc. Het was een ontwerp van A. Jacot en W. Oldewelt.
Rond 1902 ontwerpen A. Jacot en W. Oldewelt uit Amsterdam de Maas- een Waalsche Bank aan de Molenstraat. Vóór deze bank, die een monumentale ingang krijgt in het midden van het gebouw, komen 2 winkels: links de winkel voor herenkleding van Aug. Borremans (nummer 108) en rechts de winkel Maison de Blanc van de Firma Croon-Bosman. Zoals het met de bouw van banken in die tijd gaat, is haar kluis het pronkstuk van de bank. De namen van de 2 architecten staan op een gevelsteen weergegeven.
In april 1902 vindt de aanbesteding plaats van het “gedeeltelijk amooveren der Perceelen No. 106 en 108 aan de Molenstraat alhier en het ter plaatse stichten van een Bankgebouw en 2 Winkelhuizen. De laagste inschrijver was H. Seegers alhier voor de som van f61930,-, aan wien het werk is gegund.” (De Gelderlander 5/4/1902)
Winkels Maison de Blanc en Heeren-Kleeding Magazijn Borremans
“Nieuwe Magazijnen.
De beide winkelhuizen, die aan de Molenstraat zijn verrezen vóór de in aanbouw zijnde kantoren van de Maas- en Waalsche Bank maken een uitstekend effect. De architecten, de heeren A. Jacot en W. Oldewelt te Amsterdam, hebben blijkbaar gestreefd naar eenvoud, degelijkheid en practische inrichting en zijn daarin wel geslaagd. Zij bouwden flinke winkels, met ruime etalage-gelegenheid, wat o.i. voor dit doel hoofdzaak is. De Molenstraat, die langzamerhand een onzer eerste winkelstraten wordt, is er niet weinig door verfraaid.

In den eenen winkel no. 106 vinden wij eene goede bekende terug, nl.
Maison de Blanc van de Firma Croon-Bosman
welke tot heden toe in de Burchtstraat gevestigd was en met hare groote keuze dames- en kinderkleeding, fijne lingeries enz. hier een uitstekend effect zal maken. In vele opzichten is die verplaatsing eene verbeetering; de ruime winkel met annex eene paskamer ziet er keurig uit, dank zij ook een nette betimmering, die door den heer G.W. Tesser alhier zeer artistiek beschilderd is.

En in den anderen winkel no. 108 vestigde de heer Aug. Borremans een
Heeren-Kleeding Magazijn,
Dat geheel volgens de eischen van den tijd is ingericht en naast confectie ook eene afdeeling voor kleeding naar maat heeft. Daarenboven is de heer Borremans uitstekend gesorteerd in heeren-artikelen in den uitgebreidsten zin van het woord, wat de fraaie etalage zal bewijzen.
Morgenmiddag worden beide magazijnen geopend en zullen wandelaars in de altijd drukke Molenstraat hier zeker met genoegen een wijle stilstaan.” (PGNC 10/3/1903)
De Maas- en Waalsche Bank Kneppers & Co.

De Maas- en Waalsche Bank Kneppers & Co. werd in 1892 opgericht. Op 22 december 1891 waren de broers Joshepus Hermanus Henricus en Jaobus Joannes Aloijsus Kneppers een vennootschap aangegaan, welke tot doel had “Het drijven van bankiers- en kassierszaken en van den commissiehandel in effecten”. J.G. Jurgens, op dat moment kandidaat-notaris, treedt in 1898 als mede-beherend vennoot. De bank zal de bankencrisis in 1924 niet overleven. Een overname door een grote bank mislukt en de Maas- en Waalsche Bank staakt haar betalingen. Kort daarna wordt Jurgens bovendien veroordeeld voor verduistering. (Wikipedia).
De Gelderlander schrijft bij de opening 2 grote artikelen over de bank. Vanwege de lengte staan ze in de Bijlage in dit artikel achteraan weergegeven.
Een uitgebreide geschiedenis van deze bank is te lezen op Noviomagus.
Het Gebouw

Het pand is ontworpen in de zogenaamde “Um 1800” stijl. Haar ontwerpers waren de Amsterdamse architecten Alphonsus Maria Leonardus Aloysius Jacot en Willem Oldewelt.
A. Jacot

Alphonsus Maria Leonardus Aloysius Jacot (ook wel Albert Jacot genoemd, Amsterdam, 24 september 1864 – Den Haag, 18 november 1927) was een Nederlandse architect.
Van 1887 tot 1903 werkte hij samen met Willem Oldewelt, zijn vriend op de HBS. Zij hadden hun architectenbureua A. Jacot & Oldewelt architecten aan de Singel 514 in Amsterdam. In 1903 trok Oldewelt zich echter terug vanwege ziekte; in 1906 zou hij komen te overlijden. Daarbij ging Jacot verder met de chef du bureau August Heinrich Zinsmeister onder de naam Jacot en Zinsmeister. Jacot kreeg na de HBS zijn opleiding aan de Quellinusschool. Deze 3-jarige opleiding was voortgekomen de Bouwloods van het Rijksmuseum: “Cuypers ambachtslieden opleidt die kunnen voldoen aan de eisen die de detaillering van zijn ontwerpen in de bouw met zich meebrengen” (AmsterdamseGrachtenhuizen)
Jacot is vooral bekend voor zijn ontwerpen van winkels met bovenwoningen:
Amsterdamhv“: “…Vanaf 1880 werden echter ook steeds vaker gehele panden afgebroken en vervangen door nieuwbouw waarbij de combinatie van winkel op de begane grond en woning op de eerste verdieping, het zogenaamde winkelwoonhuis, gebruikelijk werd. Jacot, Oldewelt en later ook Zinsmeister hadden een grote ervaring verworven met de speciale eisen die de winkelbouw vergde. Alleen al in de Kalverstraat, ook aan het einde van de negentiende eeuw de winkelstraat van Amsterdam, waren zij betrokken bij de nieuwbouw of verbouw van 32 winkels en magazijnen, en tientallen meer op de Nieuwendijk en elders in Amsterdam en Nederland. Deze ontwerpen kenmerkten zich ‘wat het inwendige betreft, op gerieflijkheid en practische indeling; wat het uiterlijk aangaat, op een zoo groot mogelijke gelegenheid tot uitstallen’. Jacot vestigde in de kringen van opdrachtgevers een grote reputatie waarbij een ‘winkel van Jacot’ synoniem werd voor een ‘gezellige ruimte, waarin het aangenaam was te verkoopen, goed om te etaleeren en waar de klanten zich thuis gevoelden’.” () “Deze en tal van andere winkel- en bedrijfsgebouwen werden opgetrokken in een elegante en representatieve variant van het neoclassicisme en de neobarok met als bijnaam ‘stijl van het kapitaal’. De stijl was vooral populair bij het gegoede, wat conservatieve publiek.”
In Nijmegen ontwerpt Jacot in 1918 de stalhouderij en tuinmanswoning op Landgoed Brakkesteyn (wikipedia, met een lijst van werken).
Waardering

In zijn tijd, en zeker aan het eind van zijn loopbaan, wordt hij door veel collega-architecten nauwelijks gewaardeerd: te zoetsappig, te veel gericht op het behagen. Het “zoetsappige” en “het behagen” is voor commerciële architectuur vanuit opdrachtgevers echter iets positiefs: het moet voor klanten immers uitnodigend zijn om naar binnen te gaan. Opdrachtgevers hadden daarom grote waardering voor zijn werk.
Vincent van Rossem haalt in AmsterdamseBinnenstad ook aan dat zijn collega-architecten hem “tussen de regels” vergeleken met Berlage -de conservatieve, historiserende Um-1800 stijl was juist ontstaan als reactie op het rationalisme, waar Berlage een vertegenwoordiger van was: “De critici vergeleken het Hirsch-gebouw tussen de regels door met de Beurs van Berlage, en die vergelijking ging natuurlijk volledig mank. Berlage was werkelijk een groot architect, terwijl Jacot, net als talloze andere architecten, alleen maar goed zijn best kon doen.”
Tegenwoordig lijkt er wat anders tegen Jacot te worden aangekeken. Van Rossem: “voor vele Amsterdammers is Maison De Bonneterie aan het Rokin een schoolvoorbeeld van aangenaam winkelen geworden. Dat is een mooi compliment voor een ontwerper die gespecialiseerd was in commercieel vastgoed.”
W. Oldewelt
Friedrich Wilhelm Ferdinand (Willem) Oldewelt (Amsterdam, 1 augustus 1865 – aldaar, 28 februari 1906) (wikipedia)
In 1887 had hij zijn opleiding aan de Académie des Beaux Arts in Parijs voltooid. “Oldewelt heeft in Parijs geleerd hoe elegante eclectische detaillering ontworpen wordt en Jacot beschikt over het voor een succesvol architectenbureau vereiste zakelijk talent voor acquisitie. Jacot moet goede connecties hebben onder winkeliers, want het bureau bouwt een aantal fraaie winkels met bovenwoningen in de belangrijkste winkelstraten van Amsterdam. Het hoogtepunt in deze reeks is het kapitale winkelgebouw voor de firma ‘Nieuw Engeland’, Singel 468-Koningsplein 6.” (AmsterdamseGrachtenhuizen)
1925 Amsterdamsche Bank
In 1925 vestigt de Amsterdamsche Bank zich in het pand. Zij zal het gebouw tot 1948 als een bijkantoor gebruiken. (De Amsterdamsche Bank zal in 1964 landelijk fuseren met de Rotterdamsche bank tot AMRO Bank).
Ijzerhandelaar van Campen

Er is nog niet uitgebreid onderzocht wat het vervolg is geweest na de Amsterbamsche Bank. Ook is nog niet onderzocht wat het vervolg van de twee winkels is geweest en het moment waarop de voormalige bank en de 2 winkels 1 winkel zijn gaan vormen.

In ieder geval (her) opent Ijzerhandel van Campen maart 1951 hier haar winkel.
J. v. Campen N.V. zat voor de oorlog op Broerstraat 53 met haar bekende winkel “waar je alles kon krijgen, van een moerboutje tot ’n jachtgeweer toe”. Ook deze winkel werd tijdens bombardement van 22 februari 1944 verwoest. Zij bestond op dat tijdstip “al meer dan een halve eeuw”. Daarop gaat ze naar de Burchtstraat, waar deze winkel echter in vlammen opgaat doordat de Duitsers in september 1944 huizen in de Burchtstraat in brand steken. Op de Mariënburg opent ze na de oorlog een noodwinkel, waar ze op dat moment 6 jaar heeft gezeten.
Architectenbureau Deur en Pouderoyen ontwierpen de verbouwing van de winkel op Molenstraat 106, J.J. de Goot en Zonen was de aannemer. “ruim en practisch ingericht herschapen. Opvallend is de diepe passage met de étalages ingebouwd. Daar kan men rustig zijn besluit maken om te gaan inkopen in de verschillende afdelingen: die van huishoudelijke artikelen na de entrée. Of de afdeling haarden, de afdeling wapens en munitie of die van gereedschappen. De expeditie bevindt zich aan de achterkant, via de Karregas. “Over eenige tijd zal de entree hier heel ruim worden want de gemeente heeft de huizen aan de kant van de Piersonstraat opgekocht om ze te slopen zodat hier voor de zaken in de Molenstraat plenty laad- en losgelegenheid gaat ontstaan.” (De Gelderlander 16/3/1951)
Verbouwing 1952: Bijtrekken van nummer 108

In 1952 wordt het winkelpand op nummer 108 bij de winkel van van Campen getrokken. Ook hier zijn Deur en Pouderoyen de architecten. Daarbij krijgt het linkergedeelte van het pand vrijwel dezelfde indeling zoals die aan de rechtkant reeds bestond. Nieuw is ook dat het open plaatsje achter de winkel bij het pand is getrokken, onder andere voor de ruimte voor de etaleur.
Ook de voorgevel wordt verbouwd conform het uiterlijk van het rechtergedeelte. Links nu het opschrift: “J. v. Campen N.V.” en rechts “Ijzerwaren”.


1979 Hoogenboom=Mode
In 1979 koopt Hoogenboom=Mode het pand aan. Daarvoor was van Campen hier gevestigd geweest. Hoogenboom=Mode is opgericht in 1953 op Mariënburg 72-73. In 1969 vindt een verhuizing plaats naar Molenstraat 80-82.
Een mooie reportage over de grote verbouwing van Hoogenboom=Mode, waarin het gebouw in oude luister werd hersteld, is te vinden op Noviomagus. Behalve de “nieuwe” gevel is Hoogenboom bijzonder trots op het terug plaatsen van de koepel, die door Jan Schouten ’t Prinsenhof te Delft was vervaardigd.
Gemeentelijk Monument
Het gebouw heeft de status van Gemeentelijk monument. De tekst bij aanwijzing:
“Winkelpand met bovenwoning. Oorspronkelijk gebouwd als kantoor voor de Maas-en-Waalse Bank met twee winkels op de begane grond. Bakstenen pand van drie bouwlagen, waarvan de begane grond geheel gewijzigd is. Bovengevel heeft middenrisaliet met topgevel; ter weerszijden daarvan drie assen met drie gekoppelde vensters. De ramen zijn op de eerste verdieping getoogd; op de tweede recht. Bovengedeelte van de ramen in natuursteen omlijst. In de risaliet op dezelfde wijze omlijste rondboogvensters, in de top halfcirkelvormig raam.Leien tentdak,
parallel aan de straat. Links en rechts van de topgevelgrote natuurstenen dakkapel. Bouwjaar: ca. 1905. Architect: W. Oldewelt. Zeer monumentaal bedrijfspand met goed geproportioneerde en zorgvuldig gedetailleerde gevel, die een belangrijke functie heeft voor de straatwand.”
Bijlage: Krantenartikelen over de bouw

“Maas-en-Waalsche Bank.
Het kapitale gebouw, dat naar de plannen van der Amsterdamsche bouwmeesters, de heeren A. Jacot en W. Oldewelt, in de Molenstraat verrezen is en waarop wij al meermalen gelegenheid hadden, de aandacht te vestigen, is thans geheel voltooid. A.s. Vrijdag hoopt de Maas-en-Waalsche Bank de nieuwe, ruime en doelmatige localiteiten te betrekken.
Hedenmiddag werd het gebouw door directie en personeel met heeren commissarissen en aandeelhouders bezichtigd en algemeen was de voldoening over de voortreffelijke inrichting van het geheel en de keurige afwerking tot in de kleinste onderdeelen.
Blijkens achterstaande advertentie zijn de nieuwe lokalen a.s. Dinsdag van 10 to 12 en van 2 tot 4 uur te zien voor heeren aandeelhouders en Woensdag en Donderdag op dezelfde uren voor de clientѐle.
Ook ons was het vergund, het uitgestrekte gebouw te bezichtigen en al aanstonds moesten wij verklaren dat het ons in zijn soort een modelinrichting lijkt, het grootsteedsch karakter waardig, dat onze stad meer en meer aanneemt.
Maakt reeds de imposante voorgevel den indruk van deftige degelijkheid, zonder overtollige versiering, het inwendige beantwoordt daaraan volkomen.
Van de beide groote magazijnen aan weerszijden van de groote toegangspoort geaven wij indertijd al een uitvoerige beschrijving. Thans treden wij die monumentale hardsteenen poort, door twee Zweesch granieten kolommen geflankeerd, binnen en komen in de breede en hooge gang, uitloopend op een vestibule, door een glazen lantaren gedekt, waardoor een bijzonder helder licht binnenvalt.
Vandaar gaat de gang met eenige treden verhooging verder naar de bijzonder sierlijke vierkante hall, vanwaar men toegang heeft naar de omringende vertrekken. Een fraaie Iltaliaansche mozaïekvloer, lambrizeering en pilasters van gepolijst Calicata-marmer, daarboven helder wit gestukadoorde muren, verlevendigd door sierlijke gaslampen van gepolijst koper, maken die gang tot een waarlijk vorstelijke entrée.
Rechts van de gang heeft men een ruime vergaderzaal voor heeren directeuren en commissarissen, links een kleinere spreekkamer, beide met eenvoudig, maar deftig comfort ingericht.
In de hall, gedekt met een koepel van gebrandschilderd glas, geleverd door den heer J.L. Schouten te Delft, dat een bijzonder mooi effect maakt, heeft men recht voor zich het kantoor van den kassier, van voren geheel afgesloten met glasramen, die opgeschoven kunnen worden, en voorzien van een betaalbank van donkerkleurig marmer (bleu belge).
Rechts van deze hall is de wachtzaal voor de clientѐle, voorzien van een twaalftal geriefelijke tafeltjes, door matglazen schotten zoodanig van elkander gescheiden, dat ieder bezoeker, zonder vrees voor onbescheiden blikken van zijn buurman, er op zijn gemak zijn papieren kan nazien. Dit wachtlokaal heeft door een breed loket weer gemeenschap met het kantoor van den kassier.
In een hoek op den grond wordt het oog getroffen door een kolossaal brok metselwerk: dit is een staaltje van den met staal gepantserden muur, die de volkomen brand- en inbraakvrije onderaardsche safe omgeeft, waarvan wij indertijd een beschrijving gaven, toen die kelder gemetseld werd.
Links van de hall is het privé kantoor van heeren directeuren, van de spreekkamer gescheiden door een portaal, dat ook toegang geeft tot een telephoonkamertje.
De twee groot bureaux ministre der directeuren zijn voorzien van toestellen voor de gemeentelijke en huistelephoon, alsmede van een zeer doelmatige inrichting tot het roepen der bedienden; door het bewegen van een pennetje wordt op een nummerbord in het bediendenlokaal, onder het getingel van een schelletje een nummer zichtbaar, dat voor een bepaalden bediende het teeken is, dat hij geroepen wordt.
Achter het kassierskantoor, waarvan de wanden, behalve den glazen voorwand, geheel uit traliewerk bestaan, strekt zich het groote bediendenlokaal uit, een kolossale helder verlichte ruimte, voorzien van vier groote dubbele lessenaars alsmede aan het einde nog een enkelen lessenaar voor den eersten bediende, die vandaar den arbeid van het heele personeel kan overzien.
Achter dit groote lokaal bevinden zich de slaapkamer voor den bewaker, die tot meerdere verzekering der veiligheid ’s nachts in het gebouw vertoeft; een brandvrije afgesloten ruimte met kasten en loketten tot bewaring der boeken, papieren, rekeningen, quitanties enz. van het loopende jaar, alsmede een doelmatig ruim vertrek met closetinrichtingen volgens het nieuwste systeem, waschfonteintjes, kapstokken enz, ten dienste van het personeel.
Van uit het groote bediendenlokaal leidt een hardsteenen wenteltrap naar de onderaarsche ruimten. Daar heeft men vooreerst de archiefkamer, bevattende de boeken, journalen, brieven enz., alles met bewonderingswaardige orde en regelmaat in kasten en loketten naar tijdsorde gerangschikt, zoodat men in een oogwenk een brief of rekening van een willekeurigen datum kan naslaan. Maar het eigenlijke heiligdom is natuurlijk de brand en inbraakvrije kluis, waar de waarden geborgen worden. Om die te bereiken moet men eerst een ijzeren hek door, dat alleen door beide directeuren elk met afzonderlijken sleutel kan geopend worden. Dan staat men nog pas in de ruime gang, die de vierkant gemetzelde kluis omringt. De bijna halfmeterdikke, van binnen met dooreen gevlochten stalen latten gepantserde muur, indertijd reeds uitvoerig beschreven, is slechts aan twee tegenovergestelde kanten doorboord. Het eene gat is de groote zware ijzeren deur, met kunstig letter- en veiligheidsslot gesloten; het andere daartegenover een vensteropening met volkomen gelijke sluiting. Dit venster geeft, voor het geval de deur van buiten eens mocht weigeren open te gaan, gelegenheid toch binnen de kluis te komen, waar men dan het binnenblad der ijzeren deur kan openen en alzoo de inwendige slot inrichting nazien.
Binnen de kluis is een blok van een honderdtal safes aangebracht evenals de heele kluisinrichting geleverd door de zoo gunstig op dit gebied bekende firma Lips te Dordrecht. Al die honderd grootere en kleinere hokjes, bestemd om aan particulieren te verhuren, bevatten een blikken effectentrommel, die nog weer van een hangslot kan voorzien worden, en kunnen alleen geopend en gesloten worden met twee sleutels, waarvan de eene berust bij de directie en de ander bij den huurder, die zoo dikwijls hij verlangt van sleutel veranderen kan, daar de sleutel feitelijk het slot maakt. Zoodoende is alle gevaar vermeden dat, door het namaken van een sleutel, onbevoegden zich tot het een of ander loket toegang zouden kunnen verschaffen.
Gelijk wij vroeger al aanstipten zijn niet enkel de muren, maar ook de uit beton bestaande vloer en het gewelf met staal gepantserd, zoodat inbraak letterlijk een onmogelijkheid wordt.
Achter de kluis bevinden zich een aantal met gas verlichte, doelmatig ingerichte couponkamertjes, waar de huurders rustig hun coupons kunnen knippen.
De overige kelderruimten, zooals die voor de stoommachine ten behoeve der centrale verwarming met lagen stoomdruk, tot berging van kolen enz. zijn geheel afgescheiden van de straks beschrevene en hebben afzonderlijke toegangen.
Stippen wij ten slotte nog aan, dat voor degenen, die liever niet door de groote poort in de Molenstraat binnenkomen, ook nog een achteruitgang is aangebracht in de Karrengas, waardoor zij rechtstreeks de wachtzaal kunnen bereiken en dat aan de zijde van genoemde gas ook nog een gerieflijke woning van den concierge gelegen is, dan meenen wij den lezer een tamelijk volledig beeld van de heele uitgestrekte inrichting gegeven te hebben.
Aan de bouwmeesters komt een woord van welverdienden lof toe voor de bijzonder practische verdeeling der ruimten, gepaard met ongemeene sierlijkheid van constructie. De ornamentatie is betrekkelijk sober en vertoont steeds dezelfde motieven; het deftig effect wordt vooral verkregen door de mooie verhoudingen en het uitgezochte der aangewende materialen. Zoo is voor al het in ’t oog vallende timmerwerk als deuren, kozijnen enz. teakhout gebezigd.
De aannemer, de heer H. Seegers alhier, heeft het heele omvangrijke werk tot groote tevredenheid zoowel van bouwheeren als bouwmeesters onberispelijk afgeleverd, terwijl ook nog vermelding verdienen de heer P.P.J. Jansen voor het keurig uitgevoerde schilderwerk en de heer H.J. Ott voor het niet minder te prijzen stukadoorwerk.
Het bijzonder mooie marmerwerk werd geleverd door den heer H.A. Eeuwens en het hardsteenwerk door den heer A. Bakkers, allen alhier.
Ten slotte mag ook een woord van hulde niet worden onthouden aan den opzichter, den heer L. Vervat, die met groote bekwaamheid al de werkzaamheden leidde en controleerde.
Allen hebben eer aan hun werk evenals het bestuur der Maas-en-Waalsche Bank van den kloeken ondernemingsgeest, dien het toonde door zich zulk een degelijk en duurzaam gebouw te stichten.” (De Gelderlander 9/8/1903)
De nieuwe kluis
“Nijmegen, 16 Dec.
De nieuwe kluis der Maas- een Waalsche Bank.
Zooals onze lezers weten, is op het oogenblik in de Molenstraat in aanbouw een nieuw gebouw ter herberging der kantoren van de Maas- en Waalsche Bank Kneppers & Cie. Ofschoon nog achter de schuttingen verborgen, trekt het kapitale gebouw reeds sedert weken de aandacht door zijn aanmerkelijke afmetingen en forschen opzet.
Met den bouw is men thans zoover gevorderd, dat heden de gemetselde kluis voor belangstellenden ter bezichtiging kon worden gesteld. Het was een goede gedachte van de directie der bank, daartoe gelegenheid te geven nu het metselwerk nog niet geheel is voltooid, omdat men zich nu ook kan overtuigen van de degelijkheid der staalpantsering, die later onder het metselwerk verborgen is.
Van de vriendelijke uitnoodiging der directie maakten ook wij gebruik om het belangrijke werk eens te gaan bezichtigen.
Bij het betreden van het gebouw krijgt men aanstonds den indruk, dat hier iets werkelijk grootsteedsch wordt opgetrokken.
Een monumentale poort, rustende op gepolijst graniet kolommen geeft toegang tot de eigenlijke kantoorlokalen.
Aan weerszijden dier poort wordt een fraai, ruim winkelhuis ingericht, die, naar wij vernemen, allebeid reeds verhuurd zijn.
De breede gang voert, tusschen de vergaderzaal en de spreekkamer door, naar de vierkante hal of vestibule, geflankeerd rechts door de wachtkamer en links door het bijzonder kantoor der directie.
Achter de hal is het groote bediendenlokaal, van waar een hardsteenen trap links, als eenige toegang, voert naar de onderaarsdsche ruimten, waarin de kluis verborgen is. Die kluis is een kamer van 6½ bij 4½ meter, uitsluitend van steen en ijzer gebouwd, en omringd door een breede rondloopende met beton overwelfde gang. De muren dier kamer, uit het hardste materiaal gemaakt, zullen, als ze geheel voltooid zijn, een dikte van 75 centimeter, waarbinnen de bepantsering van kruiselings over elkaar gelegde latten van pantserstaal verborgen is.
Daar men die bepantsering wilde laten zien, is op het oogenblik alleen het gemetselde buitengedeelte van den muur afgewerkt. De muur, die tegen de binnenzijde van het pantser moet komen, is nog niet aangebracht. Zoodra deze is opgetrokken, wordt de inwendige ruimte met portlandcement volgegoten, zoodat het geheel den ééne massa wordt. Maar nu ook kan ieder zich overtuigen, dat ook al zou de buitenmuur bezwijken, dat pantser, hetwelk door zijn veerkracht tegen alle aanvallen weerstand biedt, onmogelijk zou te verwrikken zijn.
De vloer bestaat uit een laag van 25 centimeter beton, waarover een dergelijk pantser is gelegd, zoodat ook voor ondergraving der kluis geen gevaar kan bestaan, en waarop weer een betonlaag van 25 centimeter den beganen grond vormt.
De zoldering is gevormd door ijzeren balken met daartusschen te metselen steenen gewelven, gedekt door beton. In de gang, waar de gewelven al zijn afgewerkt, bestaan zij uit beton.
In de kluis komt met door een dubbele ijzeren deur ter dikte van 4½ centimeter, van letter- en protectorslot van de nieuwste constructie voorzien. Als wij zeggen dat die heele inrichting wordt aangebracht door de bekende firma Lips uit Dordrecht (vertegenwoordiger voor Nijmegen “De Nijmeegsche Metaalwerken”), wier werk bij den jongsten ontzettenden brand in de stoomkuiperij van Van der Lugt te Rotterdam de geweldigste proef glansrijk heeft doorstaan, dan hoeven wij niet te zeggen, dat men hier het beste, doelmatigste en zekerste heeft wat op dit gebied te krijgen is.
Tegenover de deur is een vierkant venster, op dezelfde wijze afgesloten als de deuropening en dat, voor het geval het slot der deur eens mocht wiegeren, ook gelegenheid geeft de kluis binnen te dringen. Is men daar eenmaal binnen, dan kan van de dubbele deur eerst de binnenplaat, de eigenlijke branddeur geopend worden, zoodat men de heele inwendige inrichting voor letter- en protectorslot voor zich heeft en zien kan wat er aan hapert.
Overdag, wanneer de dubbele deuren van ingang en venster openstaan, worden beide gesloten door een ijzeren hek, ook door de firma Lips te leveren, die een dergelijk hek tevens aanbrengt in den boogvormigen toegang tot de trap.
In de gang achter de kluis zijn drie zoogenaamde couponkamers gelegen elke van drie bij drie meter en bestemd voor degenen, die tot bewaring van hun effecten van de kluis gebruik maken en van tijd tot tijd gelegenheid moeten hebben de coupons te knippen.
De kamer links krijgt haar verlichting van buiten door een venster met zoogenaamd prisma-glas, dat er op berekend is het van boven invallende licht zooveel mogelijk naar zijn zijde terug te kaatsen.
De middelste kamer wordt met gas verlicht en de derde krijgt haar licht uit de gang.
Tot zoover de inrichting van de groote kluis, bestemd voor de berging der effecten en waarden, zoowel van de bank zelve als van degenen, die haar hun vermogen ter bewaring toevertrouwen.
Achter het straks genoemde bediendenlokaal zijn nog kleinere afzonderlijke kluizen ingericht voor de bewaring der boeken, en ter zijde is het slaapvertrek van den concierge, die alzoo bij het minste nachtelijk onraad onmiddellijk bij de hand is om, zoo noodig, te alarmeeren.
Ten overvloede zijn alle met de buitenlucht in verbinding staande ramen van diefijzers voorzien.
Men ziet dus dat met de uiterste voorzorg is gewaakt voor de verzekering van een absolute veiligheid. Een doelmatige inrichting voor de bezoekers is daarbij, dat de wacht kamer, behalve door den hoofdingang in de Molenstraat, ook te bereiken is langs een minder in ’t oog vallenden toegang in de Karregas, waar het gebouw aan de achterzijde uitkomt en waar ook de woning van den concierge gelegen is.
Het kapitale gebouw, naar de plannen der Amterdamsche architecten A. Jacot en W. Oldewelt door den Nijmeegschen aannemer den heer H. Seegers, Bagijnenstraat, gebouwd, belooft een wezenlijk sieraad te worden voor de Molenstraat. Den opzichter, den heer L. Vervat, die zoo vriendelijk was, ons al uitleggende het geheele gebouw rond te leiden, betuigen wij daarvoor onzen hartelijken dank.” (De Gelderlander 17/12/1902)