In September 1954 is de 10e verjaardag van de bevrijding van Nijmegen. Deze vindt plaats met een grootschalige dodenherdenking en viering van de bevrijding. De “Onthulling Jan van Hoof-monument de climax van huidige herdenkingen”, zo schrijft De Gelderlander 17/9/1954.
De onthulling vindt plaats op de plek waar tijdens Market Garden zwaar was gevochten tussen de geallieerden en de Duitsers, met de Waalbrug als inzet.
Jan van Hoof
Aanvankelijk werd gedacht dat Jan van Hoof degene was geweest die de Waalbrug had gered. De student Jan van Hoof was lid van de geheime Dienst Nederland. Hij had vooraf maandenlang informatie over de Waalbruggen en daar aangebrachte explosieven verzameld.
Waalbrug
Van Hoof wist op 18 september 1944 de explosieven onder de Waalbrug inderdaad onschadelijk te maken, maar deze actie werd tijdig door de Duitsers ontdekt. Uiteindelijk was het de beslissing van de Duitsers zelf, waardoor de brug niet werd opgeblazen. De commissie van het Ministerie van Oorlog had in 1949 een onderzoek laten instellen: “De belangrijkste conclusie uit het rapport luidde dat Jan van Hoof feitelijk niet kan worden beschouwd als ‘de Redder’ van de brug. ‘Wel komt hem onvergankelijke eer toe voor hetgeen hij tot behoud van de brug als uitstekende daad van moed, beleid en trouw heeft verricht met inzet van zijn leven’.” (KOS)
Verkenner
De dag erna kwam hij om het leven. Op dat moment was hij gids in een pantserwagen. Op de hoek van de Lange Hezelstraat en Nieuwe Markt brak een gevecht uit, waarbij van Hoof overleed. Een tegel, geplaatst in 1945, herinnert nog aan dit moment. Ook op de Waalbrug is een plaquette van van Hoof aangebracht.
Verzetsmonument
Het monument is niet alleen voor Jan van Hoof, maar om alle verzetsmensen te herdenking. Bij de onthulling herinnerde de voorzitter van de Jan van Hoof Stichting, F.J. de Fraiture, er aan “dat Nijmegen vandaag al die duzienden helden van Nederland eert uit de jaren 1940 tot 1945. Buiten de “Jodenvervolging, welke op zich reeds 104.000 slachtoffers eiste, stierven 22.500 burgers in gevangenissen en concentratiekampen. Wij mogen aannemen dat het overgrote deel van hen mannen en vrouwen van het verzet zijn geweest… Naast hen rijen zich 2800 mannen en vrouwen, die vielen door het lood van executie en standgerechten, voor onze vrijheid. Zonder twijfel zijn vrijwel al deze 2800 verzetshelden geweest.” In het bijzonder herdenkt Nijmegen de eigen helden: in 1954 zijn er op dat moment 60 namen bekend van verzetsmensen die zijn omgekomen.
Het beeld van Marius van Beek
De burgers Nijmegen hadden giften gedaan voor de oprichting van een verzetsmonument, welke de naam Jan van Hoof zou dragen. Marius van Beek was in februari 1954 benaderd om het beeld te maken, na een suggestie van Mari Andriessen. Van Beek, oorspronkelijk uit Nijmegen had zelf in het verzet gezeten en hij had van Hoof persoonlijk gekend. Vanwege de tijdsdruk was het niet mogelijk het beeld gereed te hebben. Daarom werd bij de onthulling een gipsen beeld dat met bronsverf was beschilderd gebruikt. Later is het bronzen beeld geplaatst.
De vlag
“Jan van Hoof moet op de laatste dag van zijn leven, toen Nijmegen overal brandde, tegen een vriend gezegd hebben: “De stad in puin, maar onze vlag zal boven de puinhopen wapperen”. Zo heeft Marius van Beek verzet en bevrijding ook willen zien: omkijkend naar de geredde brug draagt zijn held de verscheurde vlag van de overwinning naar de stad. Dit is de triomf”. En daarvoor: “omdat hierin gesymboliseerd is, dat hij die strijdt voor een rechtvaardige zaak, uiteindelijk de vlag der overwinning zal dragen.”
De naamgeving
Ook gaat Fraiture in op de naamgeving: “met te zeggen dat aan het monument van het verzet, dat thans tussen de stad en de Waalbrug zijn plaats heeft gekregen, de volksmond de naam heeft geschonken van Jan van Hoof, die voor de overgrote meerderheid van ons volk is en blijft de held van de Waalbrug. Jan van Hoof was verkenner. Zijn diep geworteld voortrekkersideaal heeft hij in de meest letterlijke zin en tot de grootste consequenties in het verzet tegen de overweldiger uitgeleefd. God, de Kerk en zijn Land meende hij niet beter te kunnen dienen dan door verzet te plegen tegen de Nazi-vijand, die God verloochende, de kerk en zijn Land wilde vernietigen “En iedereen te allen tijde helpen”,- voor dat deel van zijn leven toen hij zijn geallieerde vrienden in een pantserwagen gidste en daarbij de dood vond. Zo werd hij voor die jeugd van heden, welke nog naar heldenverering zoekt, een lichtend voorbeeld.”
Opschrift
Het monument heeft een aantal regels van het Wilhelmus als opschrift:
Dat iek doch vroom mach blijven,
U dienaar ’t aller stondt,
Die tyranny verdrijven,
Die met het hert doorwondt.”
En:
“In Jan van Hoof eren wij allen,
die in het verzet vielen voor
de bevrijding van Nijmegen en ons land.”
(Overige) Bronnen en verder lezen
De Gelderlander 17/9/1954: Bovenstaand artikel is voor een groot gebaseerd op de onthulling zoals beschreven in de Gelderlander. In dit artikel staan ook foto’s van de onthulling opgenomen.
Van Huut ontwierp het gebouw aan Tarweweg 2 voor het RIAGG (tegenwoordig Pro Persona). In 1998 werd het vijf verdiepingen tellende gebouw opgeleverd. Het staat aan een grote vijver.
Van Huut, Architectenbureau Alberts en Van Huut
De architect van het pand is Max van Huut. Hij studeerde aan het Hoger Technisch Instituut in Amsterdam. Na een aantal andere bureaus, kwam hij in 1975 te werken bij het architectenbureau van Ton Alberts. Zij zijn vooral bekend van het NMB- (later ING-) hoofdkantoor in Amsterdam uit de jaren 80, het “Zandkasteel”. In 1987 werd hij partner en vanaf dat moment heet het bureau Architectenbureau Alberts en Van Huut. Het staat onder leiding van Van Huut. Het gebouw is gebouwd volgens de zogenaamde organische stijl.
De portefeuille van Van Huut bestaat uit veel verschillende projecten, onder andere: Kantoren, fabrieken, scholen, kerken, woningen, ziekenhuizen, verbouwings-en renovatieprojecten. Daarnaast geeft hij lezingen over zijn projecten en visies.
Politiebureau en vluchtelingen
Een deel staat al langer leeg. Bestaande zorgbehandelingen worden overgeplaatst naar andere Pro Persona-locaties. Dat heeft al langer als beleid huisvesting af te stoten om geld te kunnen besparen.
Op termijn zal de politie verhuizen naar dit pand. Door een reorganisatie is het bureau aan de Stieltjesstraat te groot geworden, terwijl dat van de Muntweg juist te vol is geworden. Het is denkbaar dat het hoofdbureau en dat van de Muntweg zal worden samengevoegd wanneer de verhuizing daadwerkelijk zal plaats vinden.
Ze heeft het pand in 2019, nadat het sinds 2015 te koop heeft gestaan voor een vraagprijs van 3 miljoen euro. De politie was al langere tijd op zoek naar nieuwe huisvesting. En ze had daarbij de wens om zich op een locatie tussen Dukenburg en Nijmegen-centrum te vestigen. Voordat zij zich daar vestigt, blijkt er een grote verbouwing nodig te zijn. De verhuizing zal echter niet eerder dan 2025 zal plaats vinden.
Op dit moment (augustus 2023) zitten er Oekraïense vluchtelingen in het pand. Het gebouw was daarvoor in gebruik geweest voor kwetsbare jongvolwassenen die maatschappelijke begeleiding krijgen van de stichting Kairos. Zij zijn verhuisd naar een ruimte aan de Wijchenseweg.
Bronnen
Politie verhuist van Stieltjesstraat naar Tarweweg, Frank Hermans in de Gelderlander, 24-04-19
Ir. Deur ontwerpt de nieuwe fabriek voor Nijs en Vale op het industrieterrein aan het Maas-Waalkanaal. Nijs en Vale was in 25 jaar uitgegroeid van een klein smederij tot een belangrijke fabriek van stalen ramen en constructiewerken. In 1994 sloot het haar deuren.
In 1926 vestigt F.J. Nijs zich aan de Graafseweg, op de hoek met de van Hezewijkstraat. Hij verkoopt fietsen en richt een smederij in voor klein ijzerwerk voor de woningbouw. De oppervlakte is 10 vierkante meter.
Verhuizing Groenestraat
Eind 1931 verhuist hij vanwege ruimtegebrek naar hij een woning aan de Groenestraat, met een smederij. Hij krijgt op 8-12-1931 een hinderwetvergunning voor : het oprichten van een door electriciteit gedreven smederij achter perceel Groenestraat no. 62, op het terrein, kad. bekend gemeente Hatert Sectie C, no. 6166”. Deze verkrijgt hij op (PGNC 11/12/1931).
“De ruime werkplaats, begrensd door een flink open terrein, is voorzien van de meest moderne machines, waar alle soorten smeed-, hek- en rastwerken vervaardigd kunnen worden. Voor de bouwvakken is deze uitstekend geoutilleerde inrichting dan ook een zeer goed adres, temeer daar desgenscht alles volgens tekening kan worden geleverd.” (De Gelderlander 17/12/1931)
Nijs en Vale
De oppervlakte bedraagt 200 vierkante meter. H.H. Vale treedt rond 1938 aan als compagnon toe. In 1938 werken 40 man bij Nijs en Vale.
Oorlog, bevrijding en brand
Er wordt een begin gemaakt met de bouw van een nieuwe fabriek: de oppervlakte wordt 450 vierkante meter en een jaar later vergroot tot 900 vierkante meter.
Waarschijnlijk heeft de aanvraag voor een hinderwetvergunning tot “het uitbreiden en wijzigen van haar door elektriciteit gedreven smederij in het perceel Groenestraat no. 62, kad. bekend, gemeente Hatert, Sectie C, no. 6166” (PGNC 2/1/1940) te maken met deze uitbreiding. Omdat het onderzoek langer duurt, kan de gemeente haar beslissing nog niet nemen in de daarvoor reguliere termijn (PGNC 15/2/1940). Uiteindelijk krijgt ze haar vergunning (PGNC 8/5/1940) onder een aantal voorwaarden die te maken hebben met het voorkomen van geluidsoverlast (ramen gesloten, enz).
Maar dan begint de Tweede Wereldoorlog in 1940. Personeelsleden moeten in Duitsland werken, het bedrijf komt stil te liggen en de gebouwen worden verhuurd. Bij de bevrijding vorderen de geallieerden de gebouwen als opslagplaats en garage. Tijdens 2e Kerstdag breekt er brand uit tijdens een feestavond en brandt het gebouw geheel af.
Na de bevrijding: uitbreiding
Hoewel na de bevrijding er orders binnenkwamen, had Nijs en Vale geen gebouw, noch machines. Toch werd er in de open lucht gewerkt en maakte het stalen ramen. In 1945 werd het gebouw weer opgetrokken. In de bovenstaande advertentie staat als kantoor Hazenkampscheweg 9 genoemd. Dit is het huisadres van F.J. Nijs (Adresboek 1951)
In 1947 kreeg de fabriek een uitbreiding. Daarvoor kocht Nijs en Vale het naastgelegen terrein aan de Groenestraat aan, waarbij het een uitweg naar de Thijmstraat had. Dan is de oppervlakte 2700 vierkante meter.
Afgaande op de advertentie hieronder, was er nog een andere uitdaging: woningen voor haar werknemers.
In 1951 viert het bedrijf haar 25 jarig bestaan en tevens het 12,5 jarig bestaan van het bedrijf Nijs en Vale. In die tijd is het bedrijf uitgegroeid van kleine smederij naar een van de belangrijkste bedrijven van dat moment.
Een fabriek in een woonwijk
In 1951 blijkt de fabriek (te) groot te zijn geworden, terwijl het midden in de woonwijk staat. Er was niet voorzien dat de fabriek na de oorlog zo hard zou groeien. Voor de oorlog was de fabriek, net als andere fabrieken en werkplaatsen in wijken, “klein” geweest.
Het betreft dan vooral de zandstraalmachine die overlast veroorzaakt. Deze “veroorzaakt niet alleen een hels kabaal, maar, zo vroeg spr. (Van Yperen, P.v.dA. in de raadsvergadering), kan deze machine niet behoorlijk worden afgeschermd zodat de wijde omgeving geen of weinig last meer heeft van het stof?”
De fabriek blijkt dan inmiddels al een aantal maatregelen te hebben genomen. Een verdere afscherming is technisch mogelijk, maar is zeer kostbaar. Nijs heeft intussen beloofd dat de machine ’s nachts niet meer zal werken en overdag alles dicht te houden, zodat het stof zich zo min mogelijk verspreid. Dan zijn er al gesprekken over overplaatsing aan de gang: “De directie wil graag de fabriek overplaatsen naar het industrieterrein, maar zo heeft zij gezegd, dan moet de gemeente wat soepeler zijn.” (De Gelderlander 4/10/1951)
Plannen verplaatsing fabriek
Op 9-1-1952 overlijdt J.F. Nijs. Hij heeft al de plannen voorbereid om de fabriek naar het industrieterrein aan het Maas-Waalkanaal te verplaatsen. Daarbij zal de gemeente de fabriek aan de Thijmstraat overnemen, waarin de brandweer wordt gevestigd.
De fabriek aan de Nijverheidsweg
December 1953 opent Nijs en Vale haar fabriek voor ramen en constructiewerken aan het Maas-Waalkanaal. Op dat moment werken er 170 man personeel. Ir Deur was de architect van deze bouw, fa. Smits en zn. De aannemer. Architect Jan Jansen zal voor de inrichting van de kantoorlokalen zorg dragen.
Het voordeel van de nieuwe fabriek is dat bewerkingen makkelijker kunnen worden uitgevoerd: er zijn minder handelingen nodig om de stalen ramen en constructiewerk naar de plaats van bestemming te krijgen. Als het werk de constructiewerkplaats verlaat, gaat het naar de zandstraal of schopeerinrichting. Hiervoor zijn aparte ruimtes ingericht. Voor de fabriek zijn 2 woningen gebouwd: 1 voor de bedrijfsleider en 1 voor de portier.
Pfell, een vriend van de inmiddels overleden Nijs bij de opening: “De stichter, die toen hij begon niets bezat, heeft de grondslag gelegd voor een moderne industrie, die voor Nijmegen grote betekenis heeft.”
De nieuwe fabriekshal is 90 bij 25 meter groot. In zijn toespraak bij de opening vertelt burgemeester Hustinx verheugd te zijn hoe de industrie zich heeft uitgebreid. Deze is voor groot belang voor ons land en Nijmegen in het bijzonder, omdat Nijmegen over de nodige werkkrachten bezit. Sedert 1950 hebben 11 nieuwe industrieën zich gevestigd op het haven industrieterrein en meerdere, kleinere, zijn op dat moment in aanbouw.
Vervolg
Er is nog niet verder onderzocht wat het vervolg is geweest. In ieder geval sluit de fabriek in 1994.
Op dat moment heet het bedrijf Nijva Nijmegen, gespecialiseerd in gevelbouw. Het is eigendom van het Britse Yule Catto. Algemeen directeur Kakebeen noemt de markt voor kantorenbouw “desastreus”: er is een enorme overcapaciteit in Europa. Hij verwacht daarbij verbetering in 1996. Maar deze zal te laat komen: in 1992 was de situatie al behoorlijk verslechterd en draait al 2 jaar met verlies. In 1993 bedroeg het verlies 2,7 miljoen gulden op een omzet van 30 miljoen.
De houdstermaatschappij van Nyva Nijmegen, Nijs en Vale Holding, en het zusterbedrijf Nijs en Vale Zonwering zullen blijven bestaan. Bij Nijs en Vale Zonwering werken 16 medewerkers. Voor Nijva Nijmegen zullen de dan 70 medewerkers hun baan verliezen.
Het monument de Oversteek herdenkt de gevallen geallieerde militairen tijdens de gevechten rondom de oversteek van de Waal. Het is een beeld van Marius van Beek.
De oprichting was een initiatief van Herman Jansen en huisarts prof. dr. Huygen. Zij hadden in Lent de oorlog dichtbij meegemaakt. Daardoor beseften zij welke offers de Amerikanen gebracht hadden.
40 jaar na de Oversteekonthulde generaal Gavin, in 1944 de bevelhebber van de 82nd Airborne divisie , op 18 september 1984 het momument.
Twee zuilen en een gedenksteen
Het bestond aanvankelijk uit twee zuilen van natuursteen en een liggende gedenksteen.
Op de linkerzuil staat:
“ U.S. 82nd AIRB. DIV.
WAALCROSSING
20 SEPT. 1944
504 PARACHUTE INFANTRY
307 ENG. 376 PFABn
IN COÖP. WITH
505 PAR. INFANTRY
GUARDS ARMOURED DIV.
18 SEPT. 1984”
Op de rechterzui:
“HIER VOND PLAATS OP 20-9-1944 DE HELDHAFTIGE OVERSTEEK VAN DE WAAL”.
Op de gedenkplaat staan de namen van de 48 gevallen militairen.
De gedenkplaat is in 2014 vervangen door een muur met 49 namen. Hierop is de naam van Norris B. Case toegevoegd, hoewel het niet zeker is of hij op 20 september 1944 bij de Oversteek is overleden. Daarnaast staat Jack D. Howard nog steeds op het monument vermeld, hoewel hij op 21 september 1944 is gesneuveld in de buurt van Visveld. Het monument was geadopteerd door basisschool Sam-Sam uit Oosterhoudt en september 2000 door basisschool De Oversteek. Daar is ook de oorspronkelijke, liggende plaat naar toe verplaatst.
Marius van Beek
Het monument is gemaakt door de beeldhouwer Marius van Beek (1921-2003) (maar dus niet de huidige muur). Daarnaast was hij criticus en docent. In de buitenomgeving zijn 90 beelden van hem te zien, verdeeld over alle provincies (bron: website Marius van Beek). Daarnaast is er een online catalogus van zijn werk.
Een ander belangrijk beeld van hem is het Verzetsmonument op het Trajanusplein uit 1954.
Andere werken:
‘Vervult u met de vruchten die ik draag’, Wilhelminasingel 15, 1956
Door het toegenomen autoverkeer en de bouw van de Waalsprong, wilde de gemeente Nijmegen een tweede brug over de Waal. Dit moest zo maar een brug worden: het moest een daadwerkelijke stadsbrug, dat bovendien onderdeel van het rivierlandschap vormt. Het ontwerp zelf moest ruimtelijke kwaliteit toevoegen. De architecten Ney en Poulissen ontwierpen een slanke stal brug.
De Gemeenteraad besluit in 2002 dat er een tweede vaste oeververbinding over de Waal moest komen. Aan de ene kant om het huidige verkeer op de Waalbrug te ontlasten, waar elke dag files stonden. De enige verbinding over de Waal was deze brug uit 1936 en daarnaast de brug bij Ewijk. Daarbij was aanvankelijk idee om de A73 te verlengen vanaf het knooppunt Neerbosch tot de A15. De overlast zou alleen maar toenemen bij de realisatie van de nieuwbouwwijk de Waalsprong.Hiervan was in 1998 de eerste bouw begonnen. Uiteindelijk zouden er in 2020 12.000 woningen gebouwd moeten zijn; wat betekent dat met 33.000 mensen 1/5 van de Nijmeegse bevolking hier zou wonen.Daarbij zal de nieuwe brug rekening moeten houden met de projecten voor “Ruimte voor de rivier”:de dijkverlegging en de aanleg van de nevengeul de Spiegelwaal.
Op 10 juni 2009 besluit de gemeente de nieuw bouwen brug de Oversteek te noemen. Deze naam verwijst naar de oversteek van de Amerikaanse 82ste Luchtlandingsdivisie in september 1944.
Ontwerpcriteria: een echte “stadsbrug”
De gemeente had 4 ontwerpcriteria aangegeven:
Contextuele inbedding: integraal deel uitmaken van het rivierlandschap en goed zichtbaar en beleefbaar zijn, zowel vanaf de oevers als vanaf de stadsbrug
Samenhang in het bestaande en toekomstige beeld van Nijmegen met de dijkverlegging en alle ruimtelijke ontwikkelingen rondom de Waal.
Een kunstwerk van hedendaagse techniek en vormgeving in één gebaar.
Aandacht voor de gebruiks- en belevingswaarde: een verblijfsbrug, zowel bovendeks als op maaiveldniveau, met een aangename onderwereld.
Daarbij was er een budget van 140 miljoen euro?
De bouw kon in mei 2011 worden begonnen en duurde tot 2013. De bouw van de boogbrug had in de uiterwaarden plaats gevonden. Op zaterdag 20 april 2013 kon de boogbrug onder veel belangstelling worden ingevaren. Daarna volgde het afwerken ter plaatse.
De brug is ontworpen door de Belgische architecten Laurent Ney en Chris Poulissen. De bouwkosten waren 260 miljoen euro.
Deze weg sluit aan de zuidelijke kant aan bij de Verlengde Energieweg en aan de noordkant op de Graaf Alardsingel. Voor auto’s heeft de brug 2 x 2 rijbanen, een vluchtstrook en er is ruimte gereserveerd voor een eventuele 5e baan, bijvoorbeeld voor openbaar vervoer.
Aan de kant van de stad is er stadskant is een pad van 4 meter breed voor fietsers en voetgangers. Daarbij zijn er tevens balkons gemaakt, om van het uitzicht op de rivier en de stad te kunnen genieten.
Om de capaciteit van de A50 te vergroten werd gelijktijdig met de Oversteek is de tweede brug bij Ewijk gebouwd, naast de reeds bestaande. Vanaf 2013 heet deze officieel de Tacitusbrug gebouwd, maar wordt over het algemeen nog steeds de Ewijkse brug of brug bij Ewijk genoemd.
De omgeving: de brug als onderdeel van rivierlandschap en stad
Een belangrijk onderwerp (en een eis aan het ontwerp) was het samenspel met de omgeving; de stadsbrug moest een onderdeel van de stad worden. Daarom is er gekozen voor een slanke stalen hoofdoverspanning van 285 meter, terwijl 235 de minimale eis was. Hierdoor wordt de hele rivier overspannen in plaats van alleen de vaargeul. Daarbij ligt de Waal gecentreerd onder de brug. Daarmee maakt de brug daadwerkelijk onderdeel uit van de omgeving.
Een vergelijkbaar uiterlijk met de Waalbrug was wenselijk. Daarnaast zijn de zijkanten van de brug van baksteen, tevens een verwijzing naar de baksteenindustrie en gebruik daarvan in Nijmegen.
Daarnaast zijn de pijlers gebouchardeerd, zodat de kiezels zichtbaar zijn. Dit is een verwijzing naar het grind in de rivier. Boucharderen is het opruwen van het oppervlak met een zogenaamde bouchardeerhamer: een hamer dat is voorzien van een massieve kop met stalen punten.
Grootste enkelvoudige boogbrug in Europa
Met een stalen brugconstructie van 285 meter is het de grootste boogbrug van Europa met een enkelvoudige boog. Het is de één na langste hoofdoverspanning van Nederland en tevens de langste boogbrug van Europa met slechts 1 boog. Sinds 2016 heet de weg over de brug de Generaal James Gavinsingel.
Het ontwerp van een boogbrug was geen eis van de Gemeente Nijmegen. Ook voor de ontwerpers was de boogbrug vooraf geen bewuste keuze:
“Ask Poulissen where he gets his ideas for his designs and he will tell you he doesn’t know. “The best designs evolve gradually, in a process with multiple people. You have to consider all of the interests at play. Things like ecology, flora, fauna, noise pollution, contamination. It’s barely about the form. For example, when Laurent and I were working on the bridge project ‘De Oversteek’ in Nijmegen we didn’t anticipate beforehand that those arches would be there. That idea materialized during the project, in part because of the limited budget. That forced us to find clever solutions. And the solution with the arches turned out to cost a lot less, and it doesn’t require much maintenance. There are no joints, no bearings.”
Boogbrug met trekband
De hoofdoverspanning is een zogenaamde boogbrug met trekband. Wikipedia https://nl.wikipedia.org/wiki/Boogbrug: “De boogbrug met trekband: dit type wordt het meest toegepast bij grotere overspanningen. De boog ligt over het algemeen (maar niet noodzakelijk) boven het rijdek. Het gewicht van het rijdek en het verkeer wordt via trekkracht in de verticale staven via de boog afgeleid naar de fundering. Door een horizontale trekband aan te brengen tussen de uiteinden van de boog worden de horizontale spatkrachten op de landhoofden opgeheven, waardoor de fundering alleen verticale krachten te verwerken krijgt. Het rijdek zelf fungeert vaak als trekband.” De Nationale Staalprijs: “Stadsbrug ‘De Oversteek’ is een enkelvoudige boogbrug. Dit is de meest efficiënte boogstructuur. In het ontwerp is de krachtswerking van de stalen boog benut: de boogranden zijn naar buiten geduwd waardoor de boog verticaler is komen te liggen en de draagkracht is vergroot. Het resultaat is een slanke boogconstructie met relatief weinig staal. De brug staat schuin ten opzichte van de rivier, daarbij de richting van de stroming van de Waal respecterend. Dit is een bewuste architectonische keuze”.
Daarbij is betreft het een zogenaamde netwerkboogbrug: “Netwerkboogbrug met diagonale hangers die elkaar meerdere keren kruisen”.
1 boog
Waar de meeste bruggen 2 bogen (de Waalbrug heeft er 4) met windverbanden hebben., heeft de Oversteek maar 1 boog. Dit is gedaan vanuit oogpunt van onder andere materiaalbesparing. Bovendien wordt er minder staal blootgesteld aan corrosie, welke een directe relatie heeft met het schilderwerk. Bij 1 boog was er aanmerkelijk minder oppervlakte om te verven: bij 2 bogen gaat om bijna 3x zo veel schilderwerk.
Door de enkele boog in plaats van een dubbele boog, is het tevens minder zichtbaar dat de brug de rivier onder een hoek overspant, in plaats van er haaks op te staan.
Pijlers
De pijlers zijn gestroomlijnd gemaakt en zo geplaatst, dat de vaargeul volledig gebruikt kan worden. Een van de ontwerpvoorwaarden was dat de brug het waterpeil met niet meer dan 1 millimeter mocht laten stijgen.
Aanbruggen
De aanbruggen (het gedeelte van de brug dat de hoofdoverspanning verbindt met het landhoofd; of simpel gezegd: het gedeelte van de brug over de uiterwaarden). Aanvankelijk was de gedachte deze van staal te maken, maar dat zou te veel geld kosten.
Daarom zijn deze nu gemaakt van beton en baksteen, wat overeenkomt met de Waalbrug. Een andere verwijzing naar de Waalbrug is dat ook hier de aanbruggen uit verschillende bogen bestaan. Doordat de aanbruggen nu uit 1 stuk bestaan, waren geen zogenaamde “dilatatievoegen” nodig: dit zijn voegen die het krimpen en uitzetten van materialen moeten opvangen en op deze manier scheuren voorkomen.
Een voordeel van het metselwerk is bovendien dat de aanbruggen daarmee flexibel genoeg zijn om verticale vervormingen door natuurschommelingen op te vangen.
De aanbrug is in het noorden 680 meter lang en 230 meter in het zuiden.
Duurzaamheid en Milieu
De bouwers hebben rekening gehouden met duurzaamheid en milieu. Onder andere door:
Bij de bouw zijn materialen per schip aangevoerd in plaats van met vrachtwagens, wat positieve effecten op de CO2 uitstoot heeft
Het beton, staal en asfalt van de brug is deels herbruikbaar, wanneer zij over 100 jaar op het einde van haar levensduur is
Er is zand en puin uit de omgeving gebruikt
Tijdens de bouw waren er beschermde maatregelen voor het behoud van bittervoorn, mussen en palingen
Vogelkastjes voor mussen
Uiterwaarden zijn in oorspronkelijke staat hersteld en de bossage aan de Winselingseweg is behouden gebleven
Sanering van de kolk van Braam, welke is ingericht als natuurvriendelijke oever voor de bittervoorn en waterplanten
Opening
De officiële opening vond plaats op 23 november 2013, waarbij de brug op 24 november ’s avonds openging voor verkeer. De opening werd bijgewoond door duizenden belangstellenden. Ook waren nabestaanden van de 48 gesneuvelde Amerikanen aanwezig.
Bij de opening werden beelden vertoond van de film A bridge too far, met zang van de sopraan Francine van der Heijden. De 48 gesneuvelde Amerikanen kregen een eerbetoon en er werd voorwerk afgestoken. Oud-generaal Ben Bouman, die als enige Nederlander aan de oversteek had deelgenomen en de Amerikaanse veteraan Francis Keefe openden de brug met een optocht van historische legervoertuigen. Daarna wandelde burgemeester Bruls samen met duizenden Nijmegen over de burg.
Onderhoudsarm
De brug is zodanig ontworpen en gebouwd, dat het de komende 100 jaar zo min mogelijk onderhoud nodig heeft.
Staalprijs 2014
De brug ontving de Staalprijs 2014. Het Juryrapport: “Deze enkelvoudige stalen boogbrug is meer dan een brug. Het is een landmark, een kunstobject, een aandenken, een verblijf- en ontmoetingsplaats en de resultante van integraal ontwerpen en bouwen op basis van een vernieuwende aanbestedingswijze.
De inpassing van de stadsbrug in zijn landschappelijke, historische en culturele context oogst grote bewondering. Aangekomen boven land gaat de hoofdoverspanning over in aanbruggen met bakstenen uit streekeigen klei. Aan weerszijden lopen de bruggen ver boven het land door om het natuurlijke evenwicht op de oevers te bewaren. En de 48 lantaarns op het brugdek herdenken hetzelfde aantal gesneuvelden tijdens WOII-operatie Market Garden, om nog maar een aspect te noemen. Een integrale prestatie op alle onderdelen.”
20 september 1944: De Oversteek
De naam de Oversteek is een herinnering aan de oversteek van de geallieerden op 20 september 1944. Deze historische actie maakte deel uit van Market Garden.
De aanvallen aan de centrumzijde van Nijmegen waren mislukt, onder andere omdat de Duitsers zich op het Valkhof en Hunerpark hadden kunnen ingraven. Voor de Britten, die de brug in Arnhem hadden veroverd, begon de tijd steeds verder te dringen.
Die middag staken de para’s van het 3e bataljon van de 504 Parachute Infantry Regimant (PIR) van de Amerikaanse 82e Luchtlandingsdivisie (82nd Airborne) onder leiding van majoor Julian Cook de Waal over. Zij deden dit in 26 canvas bootjes, op klaarlichte dag. Zij werden daarbij ondersteund door 307 Airborne Engineer Battalion, 376 Parachute Field Artillery Battalion 82 Airborne in samenwerking met 505 Para Infantry Guards Armoured Division.
Van de 260 soldaten die de eerste oversteek maakten raakte ongeveer de helft gewond of sneuvelde. Bij deze actie overleden 48 man. Zij slaagden er in om de noordzijde van de brug in handen te krijgen.
Ook aan de gevechten aan de zuidkant kwam een einde, ook omdat de noordkant door de Amerikanen veroverd was. Hierdoor konden de tanks van het Britse 30e Legerkorps Britse 30e Legerkorps konden oversteken. Het was inmiddels te laat om de luchtlandingsdivisie in Arnhem te bereiken, die de brug aldaar moest opgeven.
Herinneringen aan Oversteek
Behalve de naam de Oversteek herinnert het kunstwerk Lights Crossing aan de oversteek. Elke avond wordt bij.. de Sunset March over de brug gelopen. En hoewel sec geen deel uitmakend van de brug, dient op deze plaats ook “De Oversteek” van Marius van Beek hier te worden besproken, dat naast de brug ligt.
Lichtkunstwerk Lights Crossing
Het kunstwerk Lights Crossing (overstekende lichten) maakt onderdeel uit van de brug/ Dit is een ontwerp van Atelier Veldwerk (Rudy Luijters en Onno Dirker).
De naam de Oversteek, de 48 paren lantaarnpalen en een monument herinneren nog aan de overtocht. De 48 paren lantaarnpalen herinneren aan de 48 Amerikaanse soldaten die bij deze actie sneuvelden.
‘s avonds gaan de 48 paren 1 voor 1 aan, in het tempo van een trage mars, van zuid naar noord. Dit duurt 11 minuten. Pas daarna gaat de aanstraalverlichting aan.
Op de site van ACN staat een audiotour:
Sunset March
Sinds 19 oktober 2014 loopt elke avond minimaal een veteraan bij zonsondergang de zogenoemde Sunset March over de brug, terwijl de lichten aan gaan. “Met dit initiatief willen de veteranen niet alleen herdenken welk offer de Amerikaanse militairen hier ver van huis hebben gebracht voor de vrijheid van het Nederlandse volk. Zij willen hiermee vooral ook een zichtbare brug slaan naar alle veteranen die in missies over de hele wereld hebben bijgedragen en nog steeds bijdragen aan vrede en vrijheid.”
In 1991 wonnen van Gameren en Mastenbroek de Europan prijsvraag met hun ontwerp van de Hessenberg, samen met het ontwerp “Flash Gordon” van Winfried van Zeeland. Van Gameren en Mastenbroek konden hun project realiseren aan de Gerard Noodtstraat. Een van de meeste opvallende kenmerken is het parkeerdek, dat zich bovenop het gebouw bevindt.
Vooraf: prijsvraag Hessenberg
Vanwege het vertrek van de Gelderlander moest een nieuwe invulling van het terrein van de Hessenberg komen. Daarop werd de Europanprijsvraag uitgeschreven, waarbij jonge architecten uit Europa hun ontwerp konden indienen.
Van Gameren en Mastenbroek wonnen samen het ontwerp “Flash Gorden” van Winfried van Zeeland deze prijsvraag. De gemeente koos voor het project “Flash Gordon”, wel konden van Gameren en Mastenbroek hun ontwerp op een andere locatie realiseren: het voormalige terrein van de voormalige Keizer Karel MULO, later Stefanus MULO en Vrouwenschool aan de Gerard Noodtstraat.
De Hunnerstaete
De opdrachtgever voor de bouw was woningcorporatie Kolping. Daarbij was Tiemstra de aannemer. In 1996 vond de oplevering plaats.
Parkeerdek
Het meest bijzondere is waarschijnlijk dat de parkeerplaatsen zich op het dak bevindt in plaats van in een parkeerkelder. Daarvoor beschikt het gebouw over een autolift. De reden voor een parkeerdek was dat hierdoor de begane grond kon worden gebruikt voor woningen en er ruimte overbleef voor een achtergelegen openbare tuin voor de bewoners, afgesloten door poorten. Het parkeerdek telt 57 parkeerplekken. “Doordat er overwegend gepensioneerde mensen wonen, is er geen sprake van filevorming voor de lift in de ochtend- en avondspits” (Ontwerpstudie Hoogbouw: Parkeren voor de deur, afstudeeronderzoek Bastiaan van de Berg, februari 2008)
Uit het bewonersinterview in de Marikenstraat uit 2013 dat de toewijzing aanvankelijk voor 50-plussers was, later voor 30-plussers, terwijl in 2013 leeftijd intussen geen rol meer speelde. Aanvankelijk was het parkeerdek onderdeel van de huurprijs. Dat is losgelaten en er zijn plekken vrijgekomen, omdat niet elke bewoner een auto heeft. Bewoner Hans van Dienst : “Je moet weten, uit Japan komen ze naar de flat kijken. Het was de tweede flat in Nederland, na Rotterdam, met parkeerplaatsen boven op het dak.” (Marikenmagazine nummer 3, 2013, een leuk artikel over de Hunnerstaete en Gerard Noodtstraat).
Transparantie en variatie
“Transparantie en minimale barrières tussen gebouw en stad zijn belangrijke items voor de architecten. Vandaar dat de begane grond met bijzondere aandacht is uitgewerkt. De architecten hebben brede doorgangen naar de tuinzijde aangelegd en de tuin sterk geprofileerd… Een contrast tussen massieve en transparante materialen verlevendigt het karakter van de lange woonwand. De vormgeving van het gebouw suggereert een parcelering die qua maat en schaal bij het binnenstedelijke milieu past.” (Wonen a la carte)
De delen zijn enkele graden ten opzichte van elkaar gedraaid. Daarnaast zorgen de 2 poorten voor het breken van de lange gevel in 3 verschillende delen.
“Het langgerekte gebouw is opgedeeld in een aantal losgekoppelde volumes…Door het aanbrengen van hoogteverschillen, het wisselen van de positie van de galerij en het variëren van het gevelbekledingsmateriaal onderscheiden de deelvolumes zich substantieel van elkaar.” (Architectuurgids Nederland 1900-2000, Paul Groenendijk en Piet Vollaard; daarbij is de Hunnerstaete 1 van de 7 ontwerpen in Nijmegen zelf die in de gids beschreven staan).
Een foto die een mooi overzicht geeft van de situatie in 1956 is ZN35488 RAN
In 1949 ontwerpen de architecten Deur en Pouderoyen het klooster en een kerk voor de Karmelieten. Deze komen mei 1951 gereed, hoewel de toren wat later wordt geplaatst.
Vooraf
Het oude klooster van de Karmelieten was tijdens het bombardement van februari 1944. De Augustijnenkerk, die door de Karmelieten was overgenomen, was zwaar beschadigd. Daarop werd in de buurt van het voormalige klooster een nieuw klooster gebouwd. In het artikel hieronder legt Pouderoyen uit dat de plannen aanvankelijk wat minder traditioneel waren, maar dat uiteindelijk toch gekozen is voor “strenge” opvattingen van de Karmelieten.
Met het naastgelegen voormalige bejaardencentrum aan de Doddendaal lijkt het een eenheid te vormen.
Het nieuwe klooster en de nieuwe kerk
De Gelderlander plaatst in 1949 een aantal artikelen op dezelfde pagina:
“De Paters Carmelieten bouwen een nieuwe kerk en een klooster in het Centrum van de herrijzende stad
Ir. J.G. Pouderoyen: Ondanks de grootte gaat de intimiteit niet verloren
Hallen kerk is bij uitstek geschikt voor deze tijd
Nijmegen, 14 October.- Toen zekerheid was verkregen omtrent de plaats waar de nieuwe kerk met klooster van de paters Carmelieten zouden komen te staan, zijn door het architectenbureau Ir. Deur en Ir. Pouderoyen de verdere plannen uitgewerkt. Het klooster is bestemd voor 40 personen, terwijl de kerk aan maximaal 1400 personen plaats zal kunnen bieden. Bij het bepalen van laatstgenoemd aantal is rekening gehouden met de toekomstige bewoning van dat deel van de nieuwe binnenstad, wat onder deze parochie zal gaan behoren. Het verrijzen van dit nieuwe gebouwen-complex zal een grote verandering teweeg brengen in het stadsbeeld en als de wederopbouw van de binnenstad in het verwachte snellere tempo zal geschieden, gaat het hart van Nijmegen weer kloppen, langzaam misschien, maar gestaag, want het nieuw geschonken leven is krachtig en gezond. De nieuwe kerk zal een groot deel van dit nieuwe leven gaan beheersen en de paters Carmelieten zullen een groot aandeel krijgen in de ontwikkeling daarvan.
Voor het klooster, zo vertelde ons ir. Pouderoyen in een gesprek over het nieuwe grote werk, is aanvankelijk gezocht naar een ontraditionele oplossing, maar tenslotte is men toch teruggekeerd naar de strenge opvatting van een klooster, zoals de Paters Carmelieten die steeds gehad hebben. Daarbij is terdege rekening gehouden met de zonnestand en binnen het kader der mogelijkheden met behoorlijke afmetingen.
De indeling van het klooster zal er als volgt uitzien. Op de begane grond komt een cour in het vierkant vier gangen, zoals men deze in alle oude kloosters aantreft. Een vleugel is bestemd voor gastenkwartier en de pastorie, de tweede vleugel voor recreatie van de paters en broeders, lokalen voor het provincialaat en het secretariaat van de scholen. In de derde vleugel komt de refter en de keuken. De vierde vleugel heeft beneden een pand gang aansluitend op de Pandhof, de binnenplaats. Boven deze pandgang komt een gang en de bibliotheek, die hiermede haar typische plaats krijgt in een Carmelietenklooster dat tevens studie klooster is.
Een Hallenkerk
Voor de kerk is gekozen het type van de hallenkerk (Gotische kerk met middenschip en zijschepen van gelijke breedte), waarmede wordt teruggegrepen op de vroegste tradities van de kerk en wel met de speciale opzet, omdat die tijd zoveel aanknopingspunten heeft met onze tijd: sober, maar met zuiver schone verhoudingen, een prachtig kader voor eventuele verrijkingen later. Een gebouw, perfect van verhoudingen.
De heer Pouderoyen wees ons er op, dat dit project zeker niet gezien moet worden als het werk van de eenling, maar een product voortgekomen uit de gedachten en de samenspraak van een grote groep architecten, die zich met kerkbouw bezig houden. In Den Bosch is een school voor kerkelijke architectuur, waar men zich beraadt over de principes die aan de kerkbouw ten grondslag liggen en waaraan kerkbouwers moeten voldoen om tot een goed resultaat te komen.
De hallenkerk achtte ir. Pouderoyen bij uitstek geschikt voor de tijd van heden. In de breedte gespreid zitten de mensen voor het altaar. De soberheid van deze tijd brengt mee, dat geen hoge kerken kunnen worde gebouw, maar door de grote oppervlakte die de schepen krijgen krijgt men toch een geheel van rijzige proporties.
Bovendien- en dit achtte ir. J. Pouderoyen in hoge mate belangrijk- biedt dit type kerk het voordeel, dat ondanks de grootte de intimiteit niet verloren gaat.
De hallenkerk is een karakteristiek type van de bedelkerk (zoals de oude Dominicanenkerk)en is karakteristiek voor het oostelijk gedeelte van ons land. Men vindt o.a. de hallenkerk in Zwolle n.l. de St. Michaelskerk. De nieuwe kerk krijgt drie schepen, die Tien meter hoog zijn. De gehele kerk wordt 30 meter breed en 45 meter lang. Tussen de kerk en het klooster komt de sacristie en de bijsacristie en daarboven het nachtkoor met een verbindingsgang naar het klooster.
De toegang tot het kerkgebouw kan met vergelijken met een porta voorzien van een rijk motief. De doopkapel komt bij de ingang en aan de noordzijde een galerij met biechtstoelen.
Rond het hoofdaltaar komt een krans van bij-altaren in cryptevorm en in de directe omgeving de Maria-kapel, die volgens de constitutie van de paters Carmelieten een zeer bijzondere plaats moet hebben. De toren staat op het knooppunt van sacristie-gastenkwartier-bibliotheek en nachtkoor, dus tussen het klooster en de kerk. De toren, die voorlopig niet gebouwd zal kunnen worden en een stenen lichaam krijgt van 30 meter hoogte, moet tevens dienen als trappenhuis van het klooster.
Men hoopt echter het verdere complex tegelijk te kunnen bouwen, temeer, omdat dan tevens een einde zal komen aan de noodoplossing in de Priemstraat en ook het werk van de paters, die thans, zoals men weet verspreid wonen, ten zeerste zal worden vergemakkelijkt. Om dan tenslotte nog maar niet te spreken over de grote financiële offers welke nu moeten worden gebracht, doordat twee gebouwen in stand moeten worden gehouden.
De plaats van het nieuwe complex in het wederopbouwplan
Eind October 1946 werd met het overleg inzake de nieuwe kerk begonnen. Een zeer belangrijke vraag hierbij was de situatie van het gebouw in het wederopbouwplan. Er was reeds een plaats gereserveerd waarbij de kerk gericht zou zijn op het Centrumplein, doch bij de bestudering van de vraag in hoeverre de kerk in het hart van de stad een rol zou gaan spelen, kwam men tot de conclusie, dat zo het aanvankelijke plan doorgang zou vinden, de twee in het stadscentrum aanwezige kerken te dicht bij elkaar zouden komen te liggen. Men vond tenslotte de oplossing de nieuwe kerk te richten op het Kronenburgerpark, naar het hart van de parochie, zodat nu het ingangsfront dus gericht wordt op genoemd park. Een vrij diep plein in trapvorm (nog gedeeltelijk zichtbaar op de grote tekening) zal een waardig entree vormen. De nieuwe plaats bood bovendien het voordeel, dat geprofiteerd kon worden van de hoogteverschillen in het terrein, wat aan de gehele situatie zeer ten goede komt. Het klooster krijgt de hoofdtoegang aan de Nieuwe Doddendaal als tenminste deze naam gekozen zal worden. De kerk krijgt een importante zij-ingang aan de Nieuwe Doddendaal en een achtertoegang in het bijzonder ten behoeve van de bewoners in de benedenstad, zodat deze langs de kortste weg de kerk kunnen bereiken.
Zoals men weet, waren voor de vernieling kerk en klooster van elkaar gescheiden. Aan deze verspreide ligging is thans een einde gemaakt. Kerk en sacristie vormen nu een geheel.
Een Titus Brandsmastraat?
In 1949 is er sprake om de straat waar de hoofdingang van het klooster komt te liggen de Titus Brandsmastraat te noemen:
“Een Titus Brandsmastraat?
Het nieuwe gebouwencomplex van de paters Carmelieten- met name het klooster- krijgt de hoofdingang aan wat men thans noemt de nieuwe Doddendaal. Of deze naam gehandhaafd zal worden, is nog niet beslist, maar er gaan stemmen op, om deze te wijzigen in Titus Brandsmastraat.” (De Gelderlander 15/10/1949)
De hoofdingang van het klooster kwam aan de Doddendaal te liggen. Wel is de straat die achter het klooster loopt – en die Doddendaal met Achter de Carmel verbindt- vernoemd naar Titus Brandsma.
Twee kerken in onze binnenstad
Bij het bombardement op 22 Februari 1944 werden de 4 katholieke kerken in ons stadscentrum verwoest. Van 2 zijn de overblijfselen inmiddels gesloopt: één n.l. van de paters Jezuiëten in de Molenstraat werd tijdelijk hersteld en over de bestemming van de paters Dominicanen aan de Broerstraat bestaat nog onzekerheid, doch staat vast, dat dit gebouw niet meer als parochiekerk in gebruik zal worden genomen.
De kerk van de Paters Carmelieten zal, zij het dan niet op de oude plaats, weer worden opgebouwd, zodat in het stadscentrum twee parochiekerken overblijven n.l. die van de paters Jezuiëten en van de paters Carmelieten.
Over laastgenoemde kerk vindt men uitvoerige bijzonderheden op deze pagina. Deze gegevens werden verstrekt door het architectenbureau ir. C. Deur en ir. J.G. Pouderoyen te Nijmegen, welk bureau de plannen voor de nieuwe kerk heeft ontworpen. Deze plannen zijn reeds door de super-visor van de wederopbouw goedgekeurd en het wachten is op het fiat van het Departement van Wederopbouw. Men hoopt evenwel begin volgend jaar met de werkzaamheden aan te vangen.” (De Gelderlander 15/10/1949)
Vervolg
In mei 1951 vindt de opening van het klooster plaats. Zoals bij de foto’s reeds aangegeven, kwam de toren op een later moment gereed.
Van de kerk staat alleen de toren nog overeind. Eind jaren 80/begin jaren 90 is de kerk gesloopt om plaats te maken voor studentenhuisvesting. Ook in het voormalige klooster bevinden zich studentenkamers. Zie ook de foto F11273 uit 1991.
In 1954 vindt de herbouw plaats van de apotheek van Blommestein-Bijleveld. Beide apotheken waren in de oorlog verwoest. De architecten van het nieuwe pand op de Burchtstraat waren Deur en Pouderoyen.
De Gelderlander 17/12/1949 meldt dat eerdaags de bouw zal beginnen, waar het schoenenmagazijn van de firma van Haren zal worden gevestigd. “Eigenaren van dit pand zijn de dames Blommestein”. Blommestein had meer dan 40 jaar zijn apotheek op de hoek van de Broerstraat en Pauwelstraat gehad (De Gelderlander 25/6/1954), dus waarschijnlijk op de locatie waar in 1950 van Haren is gekomen. Aangezien Blommestein “op leeftijd” is, gaat hij samen met de apotheek van Bijleveld in de Jorisstraat. Deze apotheek gaat echter in september 1944 in vlammen op. De apotheek Blommestein-Bijleveld wordt in 1954 in de Burchtstraat herbouwd, eveneens volgens ontwerp van Deur en Pouderoyen.
Opening Apotheek Blommestein-Bijleveld
Hierboven staat de bouwtekening weer voor het bouwen van een apotheek gelegen aan de Burchtstraat. Daarbij is het opvallend dat het gebouw voor rekening van Ijzerhandel Gebr. v. Campen.
Ongeveer de helft van de winkel is feitelijke apotheek. Daarachter bevinden zich onder andere een kantoor en bergingen. Een deel van de eerste verdieping wordt gedeeltelijk als apotheek gebruikt: hier is het laboratorium. Daarnaast is de eerste verdieping in gebruik als woning. Daarboven bevinden zich bovenwoningen.
Bij de opening van Apotheek Blommestein-Bijleveld schrijft de Gelderlander:
“Met dit fraaie gebouw wordt niet alleen de Burchtstraat verrijkt maar is onze stad in het bezit gekomen van een apotheek, welke als zodanig onmiddellijk te herkennen is. Het bijzondere van deze apotheek is namelijk dat we er op het eerste gezicht een apotheek in zien, nog voordat we de naam van de apotheker hebben gelezen.”
“Met grote animo wijdde Ir. G. Deur zich aan de opdracht om een nieuwe karakteristieke apotheek te ontwerpen, welke in overeenstemming zou zijn met deze omgeving en vooral een gelukkige combinatie vormde met de stijlvolle overbuur, het gerestaureerde stadhuis. In de uitvoering is het architectenbureau Ir. Deur en Ir. Pouderoyen uitmuntend geslaagd. Het uiterlijk van de bouw is prettig en orginieel; de inrichting spreekt van praktische zin. Deze apotheek mag als model gelden voor die van ons land. Het streven stond nog steeds op de voorgrond om de ruimten zo efficiënt mogelijk te benutten en om de hygiëne tot in de perfectie in acht te nemen. Een leek kan zich moeilijk een denkbeeld vormen van het uitgebreide apparaat waarover een moderne apotheek als die van Blommestein-Bijleveld de beschikking heeft”.
Aannemers waren de Gebr. Thiemstra
(De Gelderlander 25/6/1954)
Vervolg
In 1994 vond een verbouwing/uitbreiding van de apotheek plaats.
Tegenwoordig zit alweer jaren juwelier Paul van Zeeland in het pand.
Het Julianapark kent een aantal prachtige bomen en doornaast veel moderne beelden. Oorspronkelijk lag hier Fort Kijk in de Pot en daarna een begraafplaats. Van deze begraafplaats resteert alleen een deel van de Protestantse graven. Aangezien het grenst aan de Wedren en zelf deels gebruikt wordt tijdens de Vierdaagse, verwijst een deel van de beelden naar dit wandelevenement.
Vooraf: van Lunetten tot Begraafplaats
Het park bevindt op de begraafplaats van de Stenenkruisstraat. Voordat hier een begraafplaats werd aangelegd, was het eeuwenlang de locatie van Fort Kijk in de Pot: de uitstulping linksboven op de kaart geeft de lunet Kijk in de Pot aan, met daarachter de lunet Steenen Kruys. Alleen de straatnamen herinneren nog aan deze forten.
Betekenis “Kijk in de Pot”
Deze lunetten waren rond 1700 aangelegd onder leiding van Menno van Coehoorn. De naam “Kijk in de pot”, of het verwant met namen als “Kijk in de Köken” zijn in meerdere plaatsen bekend voor een fort dat diende als uitzichtspunt om te zien of er een vijand aankwam. Deze lag zo hoog, dat men als het ware in de pot of keuken van de vijand zou kunnen kijken. Ook Deventer (16e eeuw) en Bergen op Zoom kenden een Kijk in de Pot. Waarbij die van Bergen op Zoom eveneens is aangelegd door van Coehoorn. Ook Banda, Tallinn, Danzig en Magdeburg hebben een fort met een dergelijke naam.
Verbouwing tot fort
Tussen 1861 en 1862 werden de lunetten verbouwd tot Fort Kijk in de Pot als onderdeel van de 19e eeuwse verdedingsring. Hiervan was P.L. Teeuwissen de aannemer.
Dit fort heeft slechts 20 a 30 jaar bestaan: in De wikipedia over Altrade noemt 1880 als het jaar van sloop, die over het Julianapark noemt 1894.
Alleen de straatnaam herinnert nog aan het fort
Begraafplaats
Daarna kwam de locatie in gebruik als Algemene begraafplaats. Deze begraafplaats aan de Stenenkruisstraat was de eerste buiten de wallen. Daarbij was van links naar rechts een afzonderlijke locaties voor Joden, Protestanten en Rooms-Katholieken.
Volgens de Begraafwet van 10 april 1869 moesten begraafplaatsen buiten de bebouwde kom liggen.
Van buiten naar binnen bebouwde kom
In eerste instantie lag de begraafplaats daadwerkelijk buiten de bebouwde kom. Het grensde daarbij aan de Wedren. Nijmegen groeide en om het kerkhof wel volop gebouwd. In 1905 werd de begraafplaats gesloten, waarop het daarna in verval raakte.
Julianapark
In 1925 vond de ruiming plaats van het noordelijk deel en in 1926 van het zuidelijk deel. Het middelste, protestante, deel bleef gehandhaafd. Hier lagen veel welgestelde Nijmegenaren. Rondom deze begraafplaats werd een hek geplaatst. Daarnaast zijn er nog 2 zerken in het Julianapark.
Op 20 mei 1926 vond de opening van het park plaats, hoewel de daadwerkelijke aanleg nog feitelijk moest beginnen: in 1927 het noordelijk deel en in 1928 het zuidelijk deel. Daarbij werd het park vernoemd naar de (toenmalige) prinses Juliana.
Tijdens de Tweede Oorlog was de officiële naam “Centrumpark”.
Vervolg park
In de jaren 50 moest een deel van het park in het noordoosten plaats maken voor de Doopsgezinde kerk. Een deel van het park is in gebruik als hondenuitlaatplaats, speeltuin en skatepark.
Beelden in het Julianapark
In het park zijn veel beelden te zien, waarvan een deel verwijst naar de Vierdaagse. Een deel van het park wordt dan gebruikt als onderdeel van het start- en finishterrein en een fietsenstalling.
Vanwege de 50e Vierdaagse werd een beeld geplaatst naar ontwerp van Vera Tummers-van Hasselt. Het stelt een jongen (de start) en meisje (de finish) voor, waarbij het meisje bloemen in haar handen heeft.
Deze plaquette is een gedenksteen voor de Vierdaagse van 2006. Niet alleen voor de 2 overleden wandelaars, “voor ‘allen die tijdens of ten gevolge van deelname aan de Vierdaagse’ gestorven zijn” Het ligt sinds 2007 in de buurt van de Wedren, bij het beeld van het Vierdaagsemonument.
In 1955 bouwt aannemer N.V. Aannemersbedrijf v.h. G. Tiemstra en Zoon een complex op de hoek van Augustijnen en Plein 1944 “in opdracht van zich voor deze bouw geïnteresseerd hebbende beleggers”. Het ontwerp voor dit gebouw sluit aan bij dat van Royal, wat eveneens naar ontwerp van Rodenburg was gebouwd. (De Gelderlander 3/11/1955)
Op de bouwtekening (hierboven) blijkt Mevrouw W.J.M de Mandt-Wennekes de opdrachtgeefster te zijn. “Royal” hoort overigens niet bij de bouw van het complex: deze was reeds gebouwd en laat zien hoe het nieuwe gebouw samengaat met het naastgelegen café, welke eveneens ontwerp van Rodenburg was.
In September 1956 is het hoekpand vrijwel gereed. Nijmeegsch Dagblad noemt dat om in totaal om 3 winkels gaat: twee winkels met elk een bovenetage en een “gewone winkel”. Daarboven zijn woningen gebouwd. Een van de 3 winkels is dan in ieder geval al bekend: een speciaalzaak voor de verkoop van damesconfectie en kinderkleding. Waarschijnlijk is de 2e winkel ook bekend, want het artikel meldt dat voor de 3e winkel de bestemming nog niet bekend is. (Nijmeegsch dagblad 14-9-1956)
Hanco
De maand daarop gaat de eerste winkel daadwerkelijk open: de damesconfectiezaak Hanco. ( Nijmeegsch dagblad 11-10-1956). Deze winkel heeft er echt niet lang gezeten: rond 1958 vindt een “Algehele Opheffings uitverkoop” bij Hanco plaats, zie het plakkaat in de etalage op foto GN3186.
Brillencentrale P. Römer
Rond 1959 begint de Brillen Centrale P. Römer op de Augustijnenstraat 2. Een foto uit dat jaar is te vinden op GN3189. De Brillencentrale -tegenwoordig Francissen– bestaat op februari 2024 nog steeds.
Neoform/ M. vd Ven
Op 15-11-1956 opent Neoform, Voet- en schoenspecialisten “haar 10e Grootste en Modernste Speciaalzaak in Nederland”. Deze vestiging is van M. v.d. Ven, die op Plein 1944 No. 119 nog steeds (februari 2024) hier haar schoenenzaak heeft. “
De winkel adverteert regelmatig met gratis voetmetingen. Ook de openingsadvertentie noemt “Nu 100% passend schoeisel… maatwerk uit voorraad en toch een vlot sportief of gekleed schoentje”.
Neoform was een schoenenfabriek in Waalkwijk, eigendom van de Firma Aarts & Smits in Waalwijk (Echo van het Zuiden, 15 juli 1960)
Gevonden Adressen
Naam
Toevoeging
Adres
Adresboek/bron
Toelichting
wed. A. Klein
geb. M.Th. v. Ooijen
Plein 1944 121
1959, 1963, 1968
R.K. Begrafenisonderneming
Kantoor: J. C. Kramer
Plein 1944 123
1959
Advertentie (het adres van Kantoor H.N. Klopper is Reestraat 8)