1928 Van Gentstraat 8

Charles Estourgie ontwerpt de uitbreiding van de Melkerij Lent, waarbij onder andere de voormalige manege aan de Waldeck Pyrmontsingel bij de fabriek wordt getrokken. De Gelderlander publiceert bij de opening van 1928 een uitvoerig stuk, waarin tevens wordt ingegaan op het belang van de melkfabriek.
“De vooruitgang van de Zuivel-nijverheid.
De Coöperatieve Nijmeegsche Melkinrichting Melkerij Lent te Nijmegen
De nieuwe zuivelfabriek van de coöp. Nijm. Melkinrichting Melkerij Lent wordt morgen officieel geopend.
Landbouwers, veehouders uit Land van Maas en Waal, Rijk van Nijmegen, uit Betuwe, die Nijmegen hebben als voornaam afzetgebied voor de zuivelproducten, namen indertijd het initiatief tot oprichting van een coöperatieve zuivelfabriek, niet zoozeer bedoeld voor de distributie van de melk en van de boter in de stad en omgeving- dat mocht er natuurlijk bijgenomen worden- als wel voor uitvoer der zuivelproducten.
De aanleiding tot het “gaan bouwen” van de coöperatieve zuivelfabriek aan den van Gentstraaat, was dan aanvankelijk een heel andere dan welke gewoonlijk daarvoor geldt.
Geldersche veehouders hadden hier een zuivelfabriek, welke namelijk hooge melkprijzen uitbetaalde. Dat geschiedde, zeer ten ongerieve van de omliggende fabrieken. Dat zulks mogelijk was, kwam doordat het bedrijf zich geheel toegelegd had op den engros melkhandel naar Duitschland, waar een margarinefabriek in het naburige Kleef, zooals meestal met margarinefabrieken het geval is, de melk goed betaalde. Toen door de Duitsche invoerrechten in 1925 de grens voor dezen melkinvoer practisch gesloten werd, zat echter de fabriek plotseling met een groote hoeveelheid melk midden in een stad van pl.m. 75.000 inwoners, welke melk zij niet op productieve wijze kwijt kon, omdat de consumptie-melkverkoop in het klein geheel verwaarloosd was. Bovendien was de verwerking op producten evenmin mogelijk, aangezien de inventaris en inrichting geen kans op het maken van een behoorlijke kwaliteit meer overlieten. De fabriek aan de van Gentstraat was toen in last.

De toestand was niet rooskleurig. Er moest raad geschaft worden. Er kwam verandering in directie aan de coöperatieve zuivelfabriek, welke gereorganiseerd werd van exportbedrijf voornaamlijk in distributiebedrijf voor stad en omgeving. Bovendien was de coöperatie als stadsbedrijf vrijwel er op aangewezen om de melkvoorziening wederom ter hand te nemen. Hiervoor waren echter noodzakelijk een behoorlijk ingericht fabrieksruimte en daarnaast een groot distributieorgaan. Aan den laatsten eisch werd op gelukkige wijze voldaan door overname van de particuliere “Melkerij Lent” (welke titel om tactische redenen ook in den naam der vereeniging is opgenomen). Wat de eerste moeilijkheid betreft, was het bestuur der coöperatie niet onfortuinlijk met den aankoop van de naast de fabriek aan de van Gentstraat liggende manege, welke uitkomend op den Waldeck Pyrmontsingel zeer geschikt was voor melkhal, flesschenspoellokaal en kantoor voor de afdeeling Melkdistributie. Door afbraak van een deel van de manege en een tuschenbouw kwam een ruimte vrij voor het optrekken van dat gedeelte van de fabriek, waar de bewerking van de melk plaats vindt.

Het was geen makkelijk op te lossen vraagstuk de nieuwe fabrieksuitbreiding practisch aan haar doel te doen beantwoorden, aan de omgeving te doen aanpassen en af te bouwen, terwijl het bedrijf in vollen gang bleef.
De architect, de heer Charles Estourgie werd met die opdracht belast en de aannemer, de heer H. van Kessel had de uitvoering van het bouwontwerp voor zijn rekening. Een fabriek te bouwen op den hoek van een singel, langs zij een pas aangelegd plantsoen, dreigt het aspect van de omgeving leelijk te schaden.
Men denkt dadelijk aan leelijke, van ééntonigheid grauwe muren, aan hooge zwarte schoorsteenen.
De heer Charles Estourgie toonde hier in deze fabrieksuitbreiding ook zijn sierkunstenaarstalenten, wist iets vroolijks iets levendigs te geven aan de massale gevels, waarin het monotone voorkomen werde door het aanbrengen van, de andere logge lijn, brekende ramen en vensters en het inbouwen van een sierlijken inrijpoort aan de van Gentstraat. Het nieuwe gedeelte paste bij de oude hooge zuivelfabriek aan de van Gentstraat en de oude stal der Nijmeegsche manѐge, is herschapen in een ruime hall voor de melkvoorziening. Het ouwe, grauwe dak is hersteld tot een gebroken kap, en de oude “circus” sluit nu passender aan bij den voorbouw, welke levendiger uitzicht kreeg, doordat de architect er wat meer lijn en licht inbracht.

In het oude voorhuis van de manѐge is nu gevestigd het kantoor voor de melkdistributie, waarlangs een breede inrijpoort leidt naar het industrieele gedeelte dezer zuivelfabriek, welke zoo technisch en hygiënisch is ingericht, dat zij behoort tot een der vijf best ingericht melkinrichtingen en zuivelfabrieken des land, dat overvloeit van melk en boter, dat bekend staat als een der eerste exportlanden door Europa voor de zuivelindustrie.
Ook in dit opzicht kan het groeiende Nijmegen meekomen met haar grootere zustersteden.
Binnen mag de fabriek gezien worden.
Het is als een wit melkpaleis, waaruit nochtans alle onnoodige luxe geweerd is.
Wit zijn alle wanden, wat de machines, met hier en daar het blinkende koper der kranen en banden, het warme bruin der groote karn-machines of karnemelkhouders, den maten glans der blikken bakken.
Alles is bijna blank tot alle af- en aanvoerbuizen voor de melk toe.
De vloeren van tegels of zwaar cement zijn zindelijk om zoo van te eten; de wanden zijn hagelwit, geen stofje heeft er kans op te vliegen.
Hoe de fabriek ingedeeld is?
Onder deskundige en prettige voorlichting van een man in ’t vak als de directeur, de heer H.M.G. Tiel Groenestegen, maakten wij een ronde, op- en neergang door de uitgestrekte hallen en begonnen daar, waar de melk door de veehouders wordt aangevoerd. Dat is dan een zijgangetje, aan het einde der fabriek aan de van Gentstraat.
Hoe hygiënisch, hoe zorgvuldig het er toegaat, hoe nauwkeurig de melk behandeld wordt, moge blijken uit on omstandig relaas.

De melk wordt direct bij de ontvangst aan de van Gentstraat gesplitst in industriemelk voor de bereiding van boter en consumptiemelk voor de distributie. Vervolgens wordt zij met behulp van twee Ahlborn-pompen naar een pl.m. 10 meter hoog gelegen bordes, dat uitziet op het centrifugelokaal, gepompt. Hiervandaan vloeit de melk naar de verschillende afdeelingen. Het Amerikaanse “gravity system” wordt toegepast. Eenmaal binnen, komt de melk tijdens de bereiding niet meer bloot.
Er is een dubbele melkontvangst. Bij het melkontvangen is het zoo ingericht, dat, terwijl de melkcontroleur op de eene ontvangst bezig is de melk op haar kwaliteit te onderzoeken (dagelijks wordt toegepast de alcoholproef met “Rexprüfer” en verder geregeld vuilheidsproef, reductaseproef en bussen-inspectie), op de andere helft de melkontvanger de hoeveelheden in de Gedo-bascule weegt en noteert. Aan het melkonderzoek kan op deze wijze de noodige zorg besteed worden. De ondermelk wordt terzijde met een “Precies” apparaat afgemeten.
Op het reeds genoemde bordes staan een tweetal melkbakken ieder van 3000 l. inhoud, waarin de industriemelk en de consumptiemelk loopen na, wat de laatste betreft, door een colloïdfilter is zijn gezoefd. Tevens staan hier de koelers voor room en ondermelk. Langs een ijzeren trap komt men nu in het verwerkingslokaal, waar twee groepen van werktuigen zijn opgesteld, een voor de industrie en een voor de consumptiemelk.
De consumptiemelk gaat na een buizen-pasteur van Van der Ploeg van 4000 l. capaciteit te zijn gepasseerd op een temperatuur van 63 gr. C., in den Ahlbornstandpasteur voor 4000 l., een pastorisatie van de nieuwste constructie, Nieuw is n.l., dat alle kranen zich bevinden aan den bovenrand der cellen. De melk wordt eruit gepompt. Lekkage der kranen en daardoor besmetting met onvoldoend laag verhitte melk wordt hierdoor voorkomen, terwijl het weinige bewerkte melk dat achterblijft, op de totaal-hoeveelheid van één cel geen kwaad kan doen. De melk passeert daarna een dubbel gesloten buizenkoeler, ’s zomers nog een dito pekelkoeler, waarna een tweetal Geertruidenbergsche emailletanks, ieder van 8000 L. inhoud de melk koel houden tot den volgenden morgen. Deze tanks zijn halverwege vastgemetseld in den vloer der eerste etage, zoodat men bij de reiniging geen ladder of iets dergelijks noodig heeft. Een electrische roerinrichting met bovenpakking dient om even vóór het aftappen de room weer door de melk te mengen. Een pijpleiding voert de melk naar de meetbrug in de melkhal, waar de losse melk in de 40 venterswagens wordt afgetapt. De geheele weg is dus in een gesloten systeem afgelegd.

De flesschenmelk wordt bereid in een gelijkvloers gelegen ruimte beneden het verwerkingslokaal. De gereinigde melk loopt van het bordes naar het roteerende flesschenvulapparaat. De gevulde flesschen worden in een 14-tal bakken voor pl.m. 270 flesschen opgestoomd en afgespoeld. Een bijzonderheid hierbij is, dat bij het opstoomen der bakken het water gebruikt wordt, dat de koelers bij een temp. Van pl.m. 45 gr. C. verlaat. Met het oog hierop heeft men koelers van groote capaciteit genomen, opdat het water er niet te snel doorheen behoefd te worden gepompt. Het warme koelwater, dat niet voor het flesschenbedrijf noodig is, gaat uit de voorraadtank naar een “boiler” in de machinekamer. Een andere caloriën-besparende inrichting, welke met etagebouw eveneens gemakkelijk door te voeren is, vormt de verzameling van het condensatiewater ten behoeve van de voeding van den stoomketel.
Het flesschenpasteuriseerlokaal heeft door middel van een zeven-tal loketten voor de afgifte van room, flesschenmelk, boter, yoghurt, pap enz. verbinding met de melkhal. Hier kunnen eveneens zeven vensters tegelijk geholpen worden aan losse melk en een gelijk aantal aan karnemelk. Verder bevindt zich in de hal nog een kannen-uitstoom en drooginrichting voor de melkbakken en -bussen der venters. Behalve het groote belang uit bacteriologisch oogpunt, heeft het drogen nog dit voordeel, dat de venter geen verontschuldiging meer heeft voor een al te groote hoeveelheid water, die hij in zijn bussen heeft achtergelaten.
Men kent de geel-rood beschilderde melkwagens van deze inrichting. De melkflesschen op het dek duiden reeds voldoende de bestemming dezer wagens aan. Bovendien heeft de inrichting nog twee groote vrachauto’s in bedrijf voor bediening der grootafnemers.
De behandeling der industrie-melk vindt aan de andere zijde van het verwerkingslokaal plaats. De volle melk wordt gepasteuriseerd in een regeneratief-pasteur, gaat naar een Westfalia-centrifuge, waarna room en ondermelk over de bestemde koelers op het bordes worden gepompt en vervolgens in de drie geïsoleerde roomzuurbassins van 1600 L. ieder in de ondermelk-bakken vloeien, welke in het verwerkingslokaal geplaatst zijn. Ook de twee houten karnemelktonnen, ieder van 3000 L. met roerinrichting, zijn in deze ruimte ondergebracht. De karnemelk wordt aan de benedenzijde hierin gepompt, terwijl een verdere merkwaardigheid is, dat de toevoerleiding tevens grootendeels afvoerleiding is. Met het toezicht op deze werktuigen is één persoon belast. Dit gedeelte van het bedrijf bezit een capaciteit van 5000 L. per uur. Een aparte centrifuge is voor de levering van koffieroom en slagroom opgesteld.

In de botermakerij, tusschen melkontvangst, machinekamer en de kantoren gelegen, staat een Van der Ploeg’s karn van 4000 L. ton inhoud, terwijl ruimte voor een tweede is gereserveerd. De boter-inpakkerij vindt plaats in den kelder beneden het kantoor, waar de hoofdboekhouding geschiedt.
In de machinekamer is een koelmachine van 85.000 caloriën geinstalleerd door de N.V. Plaatijzer-industrie te Apeldoorn. Verder bevindt zich hier een pekelbak van 15.000 L., benevens een reservoir voor warm water en een voor gekoeld leidingwater. In den bestaanden uitbouw der vroegere fabriek zijn nog gelegen, het ketelhuis en melkpoederlokaal, terwijl de oude machinekamer tot werkplaats is getransformeerd. De stoommachine is vervangen door afzonderlijke electromotoren voor iedere afdeeling.
Bij eventueele bedrijfsstoornis kunnen de werktuigen van het industrie-gedeelte ook voor de behandeling der losse consumptie-melk worden gebruikt, waardoor een betrouwbare melkvoorziening der stad ten allen tijde verzekerd is.
De nieuwe fabriek is in samenwerking met den directeur en het Technisch Bureau van den F.N.Z. dat het werktuigkundig gedeelte verzorgde.
De heer Charles Estourgie had het bouwkundig gedeelte voor zich en heeft nog wijdscher plan in portefeuille dan nu reeds is uitgevoerd.
De mogelijkheid is, dat ook de voorgevel nog opgetrokken wordt, met daarbij passen middengebouw- geheel in stijl met den hoofdgevel.
Maar het bestuur toont bedachtzaam beleid en zal natuurlijk eerst de bedrijfsresultaten in de naaste toekomst eens willen afwachten, alvorens tot wijderen bouw over te gaan.
Het uitstekende werk van den aannemer, den heer H. van Kessel, konden wij in den aanhef reeds waardeeren-; hier is degelijk, vlug en prachtig gebouwd.
Het schilderwerk werd uitgevoerd door de firma W.A. Teeuwissen. De ingewikkelde electrische installatie werd uitgevoerd door het electro-technisch bureau Jos. Kwakkernaat.
Zoo werken velen mede tot een eerste-klasse zuivelfabriek.
Men ziet het: Nijmegen kreeg een model-inrichting. De melk-gebruikers en gebruiksters kunnen zeker zijn van een pittige pint gezonde zuivere melk.
De Coöp Nijm. Melkinrichting Melkerij Lent, met haar geheel herziene, naar de laatste eischen ingerichte zuivelfabriek staat er borg voor.
En hier mogen wij wel eens even noemen de mannen, die mede het initiatief namen tot de uitbreiding, vergrooting, vervolmaking der fabriek aan van Gentstraat en Waldeck Pyrmontsingel.
Het bestuur wordt dan gevormd door de heeren: P.H. Kokke te Nijmegen, voorzitter; H.F. van Haaren te Lent, secrataris; F.H. Witjes te Elst; P. Gijsbers te Overasselt en J. v.d. Ploeg te Winssen, commissarissen.
Directeur is de heer H.M.G. Tiel Groenestegen, adjunct-directeur de heer Leo B.J. Wassing.” (De Gelderlander 14/2/1928)
Huidig: appartementen

Er is nog niet onderzocht wat het verdere vervolg is geweest. De Melkerij is tegenwoordig (september 2024) gesloopt en hiervoor zijn appartementen in de plaats gekomen. Het opschrift op het gebouw herinnert nog aan de Melkerij.
Charles Estourgie en Charles Estourgie Jr
Charles Marie Francois Henri Estourgie (23 juni 1884 Amsterdam, 26…
Julianapark en begraafplaats
In het Julianapark staan een aantal prachtige, oude bomen en daarnaast veel moderne beelden. Oorspronkelijk lag hier Fort Kijk in…
Geschiedenis van de Aula aan de Wilhelminasingel
De Aula van de Universiteit aan de Wilhelminasingel is ontworpen door de architect Van Ooijen in 1931. Bij oplevering is…